Nessie is terug! Daar word ík nou blij van.
Gordon (what’s in a name) Holmes. 55. Laborant, amateur-wetenschapper. Een week geleden filmde hij vanaf een oever van Loch Ness een slangachtig dier, zwart, zo’n 15 meter lang, dat met een snelheid van circa 10 kilometer p./u. door het meer zwom.
Holmes filmde goed. Nessiologen prijzen de kwaliteit van de beelden, die oceanoloog Adrian Shine, van het Loch Ness 2000 Centre in Drumnadrochit, de komende maanden gaat analyseren. Hij is Nessie-scepticus, maar noemt Holmes’ filmpje “zonder twijfel het beste materiaal dat ik onder ogen heb gehad”.
Wat deze beelden uitzonderlijk maakt, is dat Holmes mét het nog Unidentified Swimming Object de tegenoverliggende oever in beeld heeft gebracht, waardoor grootte en snelheid van het USO vrij nauwkeurig kunnen worden vastgesteld. Bovendien is het dankzij die oever onwaarschijnlijk dat Holmes een practical joker zal blijken: - de zoveelste die, middels gemanipuleerde beelden, de kluit probeert te belazeren.
Ik heb Nessie lief.
Op 23 juli 1986 was ik bij Loch Ness. Geen monster gezien, wel de Official Loch Ness Monster Exhibition in Drumnadrochit bezocht en er een boek en een catalogus gekocht. Het boek heet ‘The Loch Ness Story’, geschreven door Nicholas Witchell, in 1974 uitgegeven door Corgi Books. Mijn exemplaar is een vierde druk, 1982.
Acht dagen later kocht ik in (what’s wederom in a name) Glenfiddich ‘The Loch Ness Monster’. Subtitel: ‘A critical evaluation of the principal evidence for the existence of the most famous lake-monster in the world’. Auteur: Steuart Campbell, uitgeverij: The Aquarian Press. 1ste druk, 1986.
Nicholas Witchell (1953) is tegenwoordig BBC-correspondent. Steuart Campbell (1937) nog steeds wetenschapsschrijver.
Beide boeken las ik in een tent. ‘The Loch Ness Story’ op een camping bij Beauly, ‘The Loch Ness Monster’ op een kampeerterrein in Kinlochleven. Het was een goede tent. In de nacht van 1 op 2 augustus van dat jaar rukte een storm zo’n beetje alle tenten van het campinggras, maar de onze hield stand. Wel bleek er, toen ik ’s morgens de slaaptent open ritste, zeven centimeter water in te staan. Veel voor in een tent, maar niets vergeleken met Loch Ness, dat dieper is dan de Noordzee. 230 meter.
Nadat ik Witchell had gelezen, was ik van Nessies bestaan overtuigd. Zoveel onder- en bovenwaterfoto’s (de eerste – boven water – dateert van 1934), zoveel ooggetuigenverslagen (het eerste van 565): - Nessie bestond, geen twijfel aan.
Campbell deed het kroeglicht aan, vertelde me dat ik vanwege mijn bijziendheid geen piloot kon worden en trapte hier & daar een elfje dood. Wat Witchell als bewijs van Nessies bestaan had aangevoerd, gebruikte Campbell om het tegendeel te bewijzen. Foto van een kleine kop op een lange, uit het water stekende nek. Nessie! Nee hoor, zei Campbell, de staart van een otter. Foto van een enorme vin. Nessie! Nee hoor, zei Campbell, kijk maar goed, een Labrador. En zoverder. Náre man, die Campbell.
In mijn eerste bundel, ‘Jachtveld’, staat een gedicht over Nessie. Ik zou het hier graag citeren, maar de poëzie zit nog in verhuisdozen en niemand heeft de moeite genomen het betreffende vers op internet te zetten.
Toen ik nog lesgaf, besteedde ik per schooljaar een uur Engelandkunde aan het ‘monster’.
En nu is het terug. Zeven jaar na de jongste serieuze zoekexpeditie, tijdens welke een team van 12 wetenschappers met behulp van sonarapparatuur een ongeveer vijf meter lang object in het meer ontdekte. Toen ze terugvoeren om zich ervan te vergewissen dat de sonar niet bijvoorbeeld het wrak van een bootje had geregistreerd, was het verdwenen.
Geen twijfel: Nessie leeft! Weg met Campbell c.s. “Geef mij / maar een vraag en geen antwoord”*.
*Slot van het gedicht ‘Geef mij maar de brede, de trage rivieren’ van Rutger Kopland, opgenomen in de bundel ‘Een lege plek om te blijven’, Van Oorschot, 1975.