18 juni 2007

EINDE

Beste weblog-bezoekers,

ik hield dit weblog bij vanaf begin oktober 2006 - daartoe uitgenodigd door Lennart en Maikel, de webmasters van mijn site.
Gelukkig werd ik elke twee weken bijgestaan door een gastblogger. Ik vond het erg bijzonder dat alle gastbloggers daar hun tijd aan wilden besteden.

Nu, halverwege juni 2007, is het tijd om te stoppen! Zeg nou zelf: zo'n weblog moet je toch niet tot in lengte van dagen rekken?

Dus: dank voor het lezen, en: alles blijft voorlopig online - het hele blog is desgewenst terug te lezen. Dank ook aan de gastbloggers en aan Lennart en Maikel voor het constant op de achtergrond monitoren van het blog.

Dag!

Eh... niet hélemaal dag...

Want samen met Alexander Koning, Bibi Dumon Tak, Ludo Abbink, Frank van Oosterhout, Kees Spiering en Mathijs Werring begin ik een NIEUW weblog. Een weblog dat we al een tijdje in voorbereiding hadden...
We nemen allemaal een dag voor onze rekening, en het blog zal heten:

RADIO CANNA!

Dus, mocht je heel eventueel tóch iets willen blijven lezen, stem dan vanaf komende woensdag af op http://www.radiocanna.blogspot.com/.

En nu alsnog: dàg!


Edward

17 juni 2007

Mededeling (door actiecomite De Hongerige Wolf)


We zijn eruit. Mede dankzij Edward die ons, nadat we hem zijn hakmes hadden ontfutseld, een aanbod deed dat we wel konden maar niet wilden refuseren. Onder geen voorwaarde.
Het is niet aan ons publiek te maken wat dit aanbod behelst: - alle relevante informatie dienaangaande wordt binnenzeerkort door Edward verstrekt.
De kou is uit de geklaarde lucht, het hakmes van tafel. Na de vergadering hebben we door het bos gewandeld en daarna in De Hongerige Wolf het dagmenu gebruikt: Sallandse asperges en balkenbrij. Met champagne erbij. Geen wanklank gehoord of het zou moeten zijn dat een onzer een andere een onzer verweet dat ze mayonaise bij haar balkenbrij wou, maar ook dat is uitgepraat.
Na het eten hebben we op de parkeerplaats heel hard en allemaal tegelijk “moedig voorwaarts*” geroepen en zijn we naar onze respectieve woonplekken afgereisd. Het regende. Onze toekomst spartelde in het water**.

* Gerard Reve
** Oké E.?

OVERIGENS

Overigens,
wat een turbulentie hier in de zijkanalen van dit blog!

Ik moet u officieel mededelen dat het even wankelen is.

Gastblogger Kees Spiering (die g-e-w-e-l-d-i-g-e stukken schreef de afgelopen twee weken, laat ik daar duidelijk over zijn, dankjewel Kees!!!) voert vandaag vergadering te Hongerige Wolf (zie onder) waarbij Verzonnen Plannen worden besproken.
Mijn Verzonnen Plannen.

Ik zweer het hier: ik heb géén overname-gesprekken gevoerd betreffende dit blog. Ik zweer nogmaals: géén.
Ik zweer: met níémand. Ik zweer nogmaals: níémand.
Maar ja, hullie denken van wel.

Morgen, of uiterlijk overmorgen dus meer duidelijkheid over de toekomst.
Nu vertrek ik ook naar Hongerige Wolf.
Om een vergaderzaaltje binnen te stormen.

JUSTIN HEERSER

Gisteren was ik, ondanks alle turbulentie hier ten blogge, in de Arena, want Justin Timberlake trad op.

Natuurlijk ga je dan om je heen zitten kijken: is iedereen onder de achttien? Moet ik geen wit hoedje kopen om dat ver over mijn ogen te trekken? Waar is m'n T-shirt van de Justified-tour 2003?
Maar dat viel mee. Vóór me zaten twee lieve Surinaamse 50+-dames met een verrekijkertje.

Maar de eerste twee uur van het concert waren kleine aanvalletjes. Nadat we eerst al in het meest verkeerde restaurant van West-Europa hadden gegeten (en dan bedoel ik Groot-West-Europa, inclusief Moldavië en Georgië) - kipsaté, natuurlijk, met slaaaaatje on the side, en volle peukenasbak naast het bord -
kwamen er TWEE voorprogramma's.

Eerst Esmée Denters. Dat is een jong Nederlands meisje dat vorig jaar begon haar webcam-zangfilmpjes op youtube te zetten. Zo is ze ontdekt, en nu een toekomstige wereldster. Ze heeft zelfs een contract bij het eigen label van Timberlake getekend.
Maar ze mocht dus vier liedjes zingen. Het was afschuwelijk. Niet zozeer haar stem, denk ik, maar wel het feit dat we die niet konden verstaan. Het geluid was zo verrot dat we alleen haar hiphoppende beatmeneer (die naast haar liep en YO schreeuwde en nog wat kreten met de echo-knop voluit) in ons oor hoorden knerpen. Het hele stadion kromp. Men vluchtte massaal naar de gratis toiletten.
Arme Esmée. Hoewel: die had het wel naar haar zin, ze riep steeds: 'Wat zien jullie er moooooi uiuiuiuiut!' Dat was dan wel weer aardig van haar.

Daarna de zangeres Natasha Bedingfield. Ook daar: geluidsproblemen. Ietsjes minder erg, dat wel, maar doorsnee-liedjes, en nog steeds hadden we het idee dat iemand die zich op Schokland in een varkensblaas had gehuld ons toe stond te zingen.

Nog eens daarna: wachten tot Timberlake binnenkwam. En maar de wave doen, in het inmiddels vollopende stadion.

De eerste twee uur dus waren niet bevorderlijk voor het wegdrukken van dit piepende innerlijke stemmetje: waarom ben ik hier?

Maar toen kwam Justin T.
En meteen was het goed.

Hij nam, iel en jong als hij is, vanaf de eerste seconde de hele Arena tot zich. We keken alleen maar, we luisterden alleen maar.
Geluidsproblemen opgelost (of niet meer opgemerkt), en complete overgave aan een charisma van hier tot aan Nuuk.
De show was onberispelijk. Op een rond podium in het midden van het veld, met aan alle kanten kleine catwalks, met een geweldige groep dansers, met een ongelooflijk goede band en met de beste achtergrondzang, was Timberlake de heerser.
Zelfs zijn vette producer Timbaland, toch verantwoordelijk voor veel van Justins succes, stond naast Justin als een bewonderende lakei.
Lichtshow, pasjes, rustmomenten, repertoire, Justins stem: alles duizend procent.

En Timberlake sprak Nederlands. Hij riep: ´Hoe haat het? Hoed?'
En daarna: 'Iek spweek slegt Nederlans. Sorry.'.

Kortom: de heerser maakte er een onvergetelijke avond van. Voor iedereen. Ik hoefde geen enkele keer meer naar de Surinaamse dames voor me te kijken om me op m'n gemak te voelen. Wat een geluk om naar een echte superster te kijken, en zulke imposante uitvoeringen als van 'What comes around...', 'Sexyback' en vooral 'Cry me a river' te horen en te zien.

Alles hing hoed. Ontzettend hoed.

Hongerige Wolf (door Kees)


Vandaag vergader ik met mijn collega-EvdV-gastbloggers in restaurant De Hongerige Wolf te Ommen. De vraag die, zoals echte Vergaderaars zeggen, ‘op tafel ligt’, luidt: ‘Gaan wij door of niet?’ Zulks, begrijpen jullie, naar aanleiding van vooralsnog onbevestigde berichten dat VdV met diverse partijen (onder welke, naar ik verneem, De M.) onderhandelt over de verkoop van zijn – wat de concurrentie ook kreunt – immens populaire weblog.
In De Hongerige Wolf staan stevige, donkerbruine tafels met doorleefde bladen, gebouwd op extra gevulde tomatensoep, schnitzels als deurmatten en 20 zondagellebogen tegelijk. Die verdragen wel een vraagje. Die verdragen de zwaarste Levensvraag.
Daarvan is vandaag geen sprake, zoals we ons ook niet gaan afvragen of VdV zijn blog wel mág verkopen. Wat-ie met zíjn blog doet, is, vinden wij (toch?), zíjn zaak. Waar we het wél over gaan hebben: was VdV juridisch verplicht ons in te lichten, kunnen wij de kosten van in het vertrouwen op gastbloggerinkomsten verrichte aankopen op hem verhalen en gaan wij een blok vormen, dat wil zeggen: wat doen we als Omans of Sconi Ludo wél maar mij níet wil overnemen.
Voorzichtig als ik in de voorbije twee weken ben gemaakt, meen ik dat het mij niet vrij staat jullie te laten weten of wij een dan wel meerdere juristen hebben verzocht een vorkje mee te prikken.
In het licht van de door VdV’s, naar het zich laat aanzien, onbehoorlijk werkgeverschap ontstane situatie houd ik het voor wijs mijn medewerking aan dit blog voorlopig, misschien wel voorgoed, maar in ieder geval met onmiddellijke ingang te staken. Get real, ik heb een bakkerij waarvan 1 puber, 1 Old English Mastiff, 2 katten en 1 ik moeten leven. Ik neem geen risico’s.
Tot ooit of vrijdag.

Nessie (door Kees)


Nessie is terug! Daar word ík nou blij van.
Gordon (what’s in a name) Holmes. 55. Laborant, amateur-wetenschapper. Een week geleden filmde hij vanaf een oever van Loch Ness een slangachtig dier, zwart, zo’n 15 meter lang, dat met een snelheid van circa 10 kilometer p./u. door het meer zwom.
Holmes filmde goed. Nessiologen prijzen de kwaliteit van de beelden, die oceanoloog Adrian Shine, van het Loch Ness 2000 Centre in Drumnadrochit, de komende maanden gaat analyseren. Hij is Nessie-scepticus, maar noemt Holmes’ filmpje “zonder twijfel het beste materiaal dat ik onder ogen heb gehad”.
Wat deze beelden uitzonderlijk maakt, is dat Holmes mét het nog Unidentified Swimming Object de tegenoverliggende oever in beeld heeft gebracht, waardoor grootte en snelheid van het USO vrij nauwkeurig kunnen worden vastgesteld. Bovendien is het dankzij die oever onwaarschijnlijk dat Holmes een practical joker zal blijken: - de zoveelste die, middels gemanipuleerde beelden, de kluit probeert te belazeren.
Ik heb Nessie lief.
Op 23 juli 1986 was ik bij Loch Ness. Geen monster gezien, wel de Official Loch Ness Monster Exhibition in Drumnadrochit bezocht en er een boek en een catalogus gekocht. Het boek heet ‘The Loch Ness Story’, geschreven door Nicholas Witchell, in 1974 uitgegeven door Corgi Books. Mijn exemplaar is een vierde druk, 1982.
Acht dagen later kocht ik in (what’s wederom in a name) Glenfiddich ‘The Loch Ness Monster’. Subtitel: ‘A critical evaluation of the principal evidence for the existence of the most famous lake-monster in the world’. Auteur: Steuart Campbell, uitgeverij: The Aquarian Press. 1ste druk, 1986.
Nicholas Witchell (1953) is tegenwoordig BBC-correspondent. Steuart Campbell (1937) nog steeds wetenschapsschrijver.
Beide boeken las ik in een tent. ‘The Loch Ness Story’ op een camping bij Beauly, ‘The Loch Ness Monster’ op een kampeerterrein in Kinlochleven. Het was een goede tent. In de nacht van 1 op 2 augustus van dat jaar rukte een storm zo’n beetje alle tenten van het campinggras, maar de onze hield stand. Wel bleek er, toen ik ’s morgens de slaaptent open ritste, zeven centimeter water in te staan. Veel voor in een tent, maar niets vergeleken met Loch Ness, dat dieper is dan de Noordzee. 230 meter.
Nadat ik Witchell had gelezen, was ik van Nessies bestaan overtuigd. Zoveel onder- en bovenwaterfoto’s (de eerste – boven water – dateert van 1934), zoveel ooggetuigenverslagen (het eerste van 565): - Nessie bestond, geen twijfel aan.
Campbell deed het kroeglicht aan, vertelde me dat ik vanwege mijn bijziendheid geen piloot kon worden en trapte hier & daar een elfje dood. Wat Witchell als bewijs van Nessies bestaan had aangevoerd, gebruikte Campbell om het tegendeel te bewijzen. Foto van een kleine kop op een lange, uit het water stekende nek. Nessie! Nee hoor, zei Campbell, de staart van een otter. Foto van een enorme vin. Nessie! Nee hoor, zei Campbell, kijk maar goed, een Labrador. En zoverder. Náre man, die Campbell.
In mijn eerste bundel, ‘Jachtveld’, staat een gedicht over Nessie. Ik zou het hier graag citeren, maar de poëzie zit nog in verhuisdozen en niemand heeft de moeite genomen het betreffende vers op internet te zetten.
Toen ik nog lesgaf, besteedde ik per schooljaar een uur Engelandkunde aan het ‘monster’.
En nu is het terug. Zeven jaar na de jongste serieuze zoekexpeditie, tijdens welke een team van 12 wetenschappers met behulp van sonarapparatuur een ongeveer vijf meter lang object in het meer ontdekte. Toen ze terugvoeren om zich ervan te vergewissen dat de sonar niet bijvoorbeeld het wrak van een bootje had geregistreerd, was het verdwenen.
Geen twijfel: Nessie leeft! Weg met Campbell c.s. “Geef mij / maar een vraag en geen antwoord”*.

*Slot van het gedicht ‘Geef mij maar de brede, de trage rivieren’ van Rutger Kopland, opgenomen in de bundel ‘Een lege plek om te blijven’, Van Oorschot, 1975.

16 juni 2007

Britse X-Factor verrassing (Extraatje, door Ludo)

In de Engelse show 'Britain's got talent', zoiets als X-Factor, staat een grote verrassing op. Kijk en geniet.

15 juni 2007

Van waar je komt (door Kees)

“Wat bent u,” vroeg de psychiater, “méér dan uw schrijverschap en ziekte?”
Goede vraag.
Ik heb er ook een.
Is Edward van de Vendel Beesdenaar of oud-Beesdenaar? Bibi Dumon Tak Rotterdamse of oud-Rotterdamse? (Als ik wist waar jij geboren bent, noemde ik jou hier.) En, voorál, ben ik Terschellinger of oud-Terschellinger?
Volgens het weekblad ‘de Terschellinger’ het laatste. Wie op Terschelling heeft gewoond, maar nu elders resideert, wordt in dit periodiek steevast ‘oud-Terschellinger’ genoemd.
Erger ik me aan. Al jaren.
Je bent ergens geboren, zeg: in Nuzlan. Je vader, die er zo’n 40 jaar woonde en werkte, was ‘import’, maar je moederwortels reiken eeuwendiep in de Nuzlanse grond, waarin je je ouders begroef. Je bent er opgegroeid en hebt er schoolgegaan tot je, om ‘door te leren’, naar Xystus moest. Je jeugdherinneringen zijn Nuzlanse herinneringen. Je werd er ten groten dele ge- en misschien wat mísvormd. Je instincten zijn Nuzlanse instincten. Alles wat een kind en puber voor het eerst doet en beleeft, deed en beleefde jij in Nuzlan. Je eerste 22 zomers zijn Nuzlanse zomers.
Je woont nu langer in Mandrum dan je in Nuzlan woonde. Wanneer je dat beseft, word je door ongeloof bevangen. En door een kleine, goed beheersbare ontzetting. Alsof er een Vreselijke Fout is gemaakt. Nuzlan is het onverwoestbare, krasvaste fundament waarop God of lot en anderen en jij met 100.000 verschillende, her & der vergaarde materialen het wankele, wiegende Pippi Langkous-huis van de rest van je leven bouwden.
‘Thuis’ is, wellicht, waar je dit leest, maar daar ‘zie’ je voornamelijk wat er ís terwijl je in Nuzlan, behalve wat er ís, ook ziet wat wás. Niet thuis: - thuist. Met niet alleen je levenden, maar ook je doden. Waar je, behalve door landschap, door herinneringsbeelden gaat, en door daarbij behorende gevoelens en door betékenis.
Geen plek is je lief zoals Nuzlan je lief is, je bent er trots op Nuzlanner te zijn, maar dat bén je dus niet. Niet volgens ‘de Terschellinger’ althans.
Ik begrijp de redactie, denk ik, wel. Wie op Terschelling woont, is een Terschellinger en wie er niet langer woont niet. Hij of zij is een oud-Terschellinger. Geen gedoe, lekker overzichtelijk, maar niet rechtdoend aan het hierboven genoteerde, wat natuurlijk niet alleen voor jou en mij geldt.
Formeel zal ‘de Terschellinger’ gelijk hebben. Wie in Amsterdam woont, is een Amsterdammer. Ambtelijk wellicht juist, maar indruisend tegen Grote Gevoelens en Waarheden. Al woon ik hier 50 jaar, nooit zal ik voor een ‘échte’ Noordbroekster een ‘Noordbroekster’ zijn. Maar goed ook: ik ben een Terschellinger. Behalve in ‘de Terschellinger’.
Noemen wij Gerrit Komrij, Clarence Seedorf of Corneille oud-Nederlanders? Is Johan Cruijff ooit oud-Amsterdammer genoemd? Nou dan.
Je bent oud-wielrenner, oud-minister of oud-directeur, maar nooit oud-van waar je komt.

SMAAK OP LEEFTIJD

Koffie, olijven, witlof, bier, wijn, spruitjes: als we allemaal onze wetenschappelijke medewerkers erop los zouden laten (die van mij heet Roef Zevelmans tot Olie) dan zouden ze stuk voor stuk aantonen dat meer volwassenen van deze smaken houden dan kinderen.

Hoe zit dat?
Verandert er iets in de tongen van kinderen als ze ouder worden? Komen hun smaakpupillen onder een licht hellende hoek te staan? Roef is al een half jaar bezig om dit te onderzoeken, maar hij komt er niet uit. Nou heeft hij ook ruzie thuis (maar das een ander verhaal), en eergisteren moest zijn kat Hubble naar het ziekenhuis omdat Roef de verkeerde haarlak had gebruikt en toen kopjes-les was gaan geven (Roefs kat geeft geen kopjes, maar das een ander verhaal), dus hij heeft er ook weinig tijd voor.

Of is het gewoon psychologisch? Wordt de geest op een gegeven moment sterker dan de papil? Bedenkt het hoofd: nu gaan we olijven eten, want iedereen doet het.

Misschien weet Miebeth Zalfjes, de onovertroffen wetenschappelijk medewerkster van Jan Paul Schuttens blog het (Roef wil nooit dat ik haar hier noem, maar das een ander verhaal).

In elk geval ben ik pas op mijn negentiende of twintigste hartstochtelijk gaan houden van rijst in wijnbladeren: dolmadakia. Een Grieks gerecht, maar je vindt het ook in andere mediterrane landen. Er moet flink wat zuur en olie overheen, je mond moet bij de eerste hap een beetje scheef trekken, maar het is daarna lichtflits na lichtflits tussen je mond-onderdelen.
Maar een heleboel mensen blieven het vooral níet!
Is mijn smaakstelsel nu juist bejaard, verfijnd, of Ongelooflijk Immer Young?

En aan wie moet ik dit nu vragen?

14 juni 2007

Kasseienpen (door Kees)


Boek van een schrijver uit een land waar ik nooit ben geweest. Ze spreken er een taal die, buiten dat land, nergens wordt gesproken. Ik lees van dit boek een Nederlandse vertaling.
Hoewel de schrijver in kwestie de Nobelprijs voor Literatuur heeft ontvangen,
had ik tot begin dit jaar nooit van hem gehoord. Hij ontving deze prijs vóór ik werd geboren, wat, als argument voor mijn tot-begin-dit-jaar-nooit-van-hem-gehoord-hebben, nergens op slaat. Vóór mijn geboorte (hartje lijstjes) ontvingen 52 schrijvers de Nobelprijs. Categorie TVNVG*: 33. Categorie VGMNIVG**: 5. Categorie IVG***: 12. Categorie (V)AVG****: 2 (Hamsun, Hemingway).
Ik lees dit boek – nee: deze schrijver – op aanraden van een vriend met wie ik een aantal voorkeuren níet en veel andere, onder welke literaire, wél deel. Ik lees en begrijp mijn vriend en ben ontgoocheld. Ik vóel dat ik een roman van een eredivisieschrijver lees, maar dat heeft te maken met de keuzes die de auteur maakt. Onderwerp, verhaal, soort scènes, personages, sfeer, informatiedosering, et cetera. Ik vóel dat ik iets de moeite waards lees, maar léés het niet omdat de vertaler geen goede vertaler is. Geen goede literáir vertaler althans. De man zal de taal in kwestie vloeiend spreken en er peilloos veel van weten, maar da’s kennelijk niet genoeg voor het rechtdoend vertalen van een literair meesterwerk.
25 jaar geleden dronk ik dikwijls een glas met Petrus Hoosemans. Petrus (voor vrienden ‘Peer’) had zich ten levensdoel gesteld de poëzie van de Franse schrijver en dichter Charles Baudelaire volmaakt in het Nederlands te hertalen, hetgeen hem (chapeau!) zo langzamerhand lijkt te zijn gelukt. Volgens Petrus moest je, om poëzie goed te kunnen hertalen, zelf dichter zijn. Toentertijd leek dat mij opschepperij, maar inmiddels denk ik dat er een kern van waarheid in zit. Niet dat je om het werk van een groot schrijver of dichter behoorlijk te kunnen ver- of hertalen een groot schrijver of dichter moet zijn, maar een van de dingen die je op z’n minst moet kunnen, is zo goed schrijven dat de lezer niet merkt een vertaling te lezen. Zo goed schrijven dat je jezelf wégschrijft. Nederland telt tientallen literair vertalers die dat kunnen, maar de vertaler van het boek dat ik lees, kan het niet. Hij vertaalt letterlijk, alsof hij een ambtelijk stuk vertaalt - “alleen voor intern gebruik” –, waardoor een essentiële component van ‘literair genieten’ – stijl – vrijwel spoorloos is verdwenen. Er ís natuurlijk wel een stijl, maar dat is die van een meticuleus vertaler met een kasseienpen. Dit boek in deze vertaling lezen is zoiets als luisteren naar de Matthäus Passion, maar dan in de uitvoering van fanfarekorps Jubal.

*Tot Vandaag Nooit Van Gehoord
**Van Gehoord Maar Nooit Iets Van Gelezen
***Iets Van Gelezen
**** (Vrijwel) Alles Van Gelezen

N.B.: de illustratie bovenaan toont Sint Hiëronymus, patroonheilige van de vertalers

13 juni 2007

GOED = NIEUW

Het voordeel van grote cd-zaken is dat ze veel luisterpalen hebben. En dus luisterde ik naar de nieuwe cd van Paul McCartney. Ik ben geen Beatles-adept (zie eerdere posting), geen Wings-adept, wat in beide gevallen wil zeggen dat ik er te weinig naar geluisterd heb. Ik ken het werk van McCartney dus nauwelijks - maar deze cd raakte me. Ik vond - al zappend - vrijwel alle nummers goed!

De cd heet MEMORY ALMOST FULL. En het goede eraan is, ondanks de beetje belegen titel, dat alle liedjes fris zijn, en melodieus, en zeer monter. Ook die waar McCartney zingt over oud worden, zoals 'The end of the end'.
Een prachtig nummer is bijvoorbeeld 'Ever present past', met een heel speciaal bijgeluidje in het refrein, dat je oren niet meer uit wil. En ook mooi is 'You tell me', rustig en eenvoudig, terwijl daarna 'Mr. Bellamy', een raar, verhalend liedje over waarschijnlijk een of andere boekfiguur, ook weer overtuigt.

Dus ik ging recensies lezen. En daar word je gek van.
Niet zozeer van de verschillende meningen (hoewel men vrij unaniem positief is over deze cd), maar meer van de discriminatoire opmerkingen. Ja, discriminatoir.
Vaak namelijk wordt de leeftijd en de staat van dienst van McCartney in het oordeel betrokken. Zinnetjes als: 'Niets nieuws.' 'Degelijk zoals altijd.' 'De oude meester weet er nog wat melodietjes uit te persen.'

Ik heb het bij het bespreken van boeken ook wel eens gemerkt. Het feit dat iemand al jaren geweldig schrijft keert zich opeens tégen hem of haar. Alsof 'goed' een synoniem moet zijn van 'nieuw'.

Ik ben niet heilig, hoor. Ik weet zeker dat ik het ook doe. En ik vind, andersom, dat debutanten best wat clementie mogen krijgen bij het maken van een eersteling - maar stel, stèl, STEL, dat we McCartney's laatste cd zouden kunnen beluisteren als de EERSTE cd van een onbekend artiest, dan zou nu heel Engeland staan te juichen, met Europa en Amerika erbij.

Ik weet niet echt of het allemaal steekhoudt wat ik beweer, maar LEVE de schrijvers, artiesten, schilders, fotografen die dóórgaan, en fris en goed blijven. Hoera voor de stapels boeken, cd's en kunstwerken, waar ze bovenop staan. Hoera voor de oeuvrebouwers. Waar kunnen ze hier een standbeeld krijgen?

Hier kun je wat flardjes horen.

Toonstra (door Kees)


Ik beleefde een optreden van de jonge Groninger cabaretier Anne Jan Toonstra, zie foto. Tegen het einde ervan maakte hij een aantal ‘moslimgrappen’ in de vorm van fragmenten van Hollandse liedjes die hij, “in het kader van de multiculturele samenleving”, een ‘Islamitische’ draai had gegeven.
Sommige vond ik goedmoedig. Door André van Duins ‘Er staat een paard in de gang (bij buurvrouw Jansen)’ te parodiëren met ‘Er staat een schaap in de gang (dat gaan we slachten)’, jaag je, lijkt mij, zelfs de meest lichtgeraakte moslimterrorist niet tegen je in het harnas.
Andere grappen/liedstukjes waren pittiger, met name die over vrouwenbesnijdenis.
Zo zingen moslims, aldus Toonstra, na zo’n ingreep (“met een nagelschaartje”) niet
“lang zal ze leven, lang zal ze leven”, maar “lang zal ze lijden, lang zal ze lijden”. Harde grap, net als die over hongerende kinderen in oorlogsgebieden (een 13-jarig meisje dat zich, om eten te kunnen kopen, prostitueert, is geen ‘War Child’ maar een ‘Whore Child’) of die over slokdarmkanker (“ik kreeg er een brok van in mijn keel”).
Wanneer ik het zo opschrijf, is het smakelozer dan in de context van de voorstelling,
tijdens welke ik verschillende keren hard heb gelachen, en hoewel hij volgens mij nog veel moet leren (pas wanneer je iemand slecht ziet timen, begrijp je waarom grote podiumkunstenaars het zo vaak over timing hebben) en zwaar op enkele Hollandse meesters leunt, lijkt Anne Jan Toonstra (26) mij een talent met mooie toekomst.
Maar het gaat hier niet zozeer over Toonstra als wel over de gehoofddoekte mevrouw die, naar aanleiding van ‘moslimgrappen’ voornoemd, de zaal verliet - overigens niet demonstratief, maar onopvallend en waardig – en weer minder over die mevrouw dan over de vragen die haar vertrek in mij opriep. Na afloop van de voorstelling – waarvan Toonstra’s optreden een klein gedeelte vormde – sprak ik een man die de ‘moslimgrappen’ “ongepast” vond. Tegenover die mening plaatste ik onder meer dat goede cabaretiers altijd grenzen opzoeken (al hoeven dat niet per definitie die van goede smaak te zijn), schrijvers als Hermans en Reve in de 50er en 60er jaren ook religieuze bevolkingsgroepen het schuim op de bek brachten, moslims autochtone Nederlanders net zo goed op de hak nemen en dat ik vind dat Toonstra mag zeggen wat-ie wil. Ik zei het en stond achter wat ik zei, maar wist dat ik, als ik aan die bar iemand had ontmoet die die stil protesterende mevrouw had beschimpt, met evenveel overtuiging iets anders had gezegd.

12 juni 2007

Teek (door Kees)


Zondag vond ik een teek. Hij hing aan de achterkant van mijn linkerbovenbeen, waar ik hem nét niet kon zien. Mijn linkerhand ontdekte hem, ’s middags, onder de douche.
Eigen schuld. Teneinde een oude kippenren af te breken, had ik mij in korte broek temidden van struiken en hoog opgeschoten onkruid begeven, onderwijl laaghangende boomtakken optillend of opzij duwend.
Mijn hand wist niet wat hij voelde. Een zwelling met iets erop, iets kleins, wat je heen en weer kon bewegen, als het pitje op een alpinopet. Hand dacht: ‘Puist? Wat een rare.’ En toen wist ik het.
Teek.
Vroeger, toen iedereen overal rookte, trok je zo’n beest met blote vingers van lijf of hond, maar tegenwoordig is een kwart van de Nederlandse teken besmet met de Borrelia-bacterie, die de Ziekte van Lyme kan veroorzaken, dus was omzichtigheid geboden. Teken zijn namelijk slechte verliezers, die, wanneer je ze niet volgens de regelen der kunst verwijdert, gauw nog even hun maaginhoud je bloed in braken, wat de kans op een Lyme-besmetting vergroot.
Om een teek handmatig te verwijderen, bevochtig je een vingertop met speeksel en
draai je met die vingertop zachte rondjes over het tekenlichaam. Na een paar minuten laat de teek dan los. Maar dat wist ik niet en als ik het had geweten, had ik het niet gedaan. Ga me daar minutenlang zo’n ellendige teek staan verwennen: - de groeten.
Ik wilde mijn tekentangetje, maar kon het niet vinden en bedacht later dat ik het niet had kunnen gebruiken omdat die vermaledijde teek dus hing waar ik hem niet kon zien en om nou in spiegelbeeld te gaan staan klooien….
Ik reed naar de huisartsenpost in Groningen, alleen mijn billen op de bestuurdersstoel om Teek niet te pletten of anderszins te ontrieven, en voelde me een bolletjesslikker met een op barsten staand Belletje in zijn maag. Bolletje.
“Die heeft zich flink ingegraven,” sprak de arts en trok de teek met een pincet uit mijn been.
Lyme begint met een rood plekje op de plaats van de beet. Meestal verschijnt dit vier tot 10 dagen na de besmetting. Deze infectie vergroot zich in de loop van dagen of weken tot een ronde of ovale rode plek (met een diameter van soms wel 40 centimeter), vaak bleek in het midden.
Dit alles in haast. Ik moet weer naar de spiegel. Het rode plekje is er al, maar de achterkant van mijn linkerbovenbeen ziet er voor mijn leeftijd érg appetijtelijk uit.

HP

Ik lees momenteel de laatst verschenen Harry Potter, deel zes dus: HARRY POTTER EN DE HALFBLOED PRINS. In het najaar komt de Nederlandse nummer zeven, dus ik moest opschieten en op tijd zijn.

Ik weet van de hype, en ik weet van het dédain. Maar ik snap van het eerste alles en van het tweede niets. Ik verslind het boek. Ik leg het naast mijn ontbijtbord, ik lees 's avonds veel te laat door in bed, ik mis haltes in de metro.

J.K. Rowling is een wonderwoman. Hoe kan het dat alles zo precies klopt, dat ze blijkbaar aan het begin van de reeks al zo veel lijnen in haar hoofd had, dat er steeds weer terug- en vooruitgegrepen wordt zonder dat je het idee hebt dat het noodgrepen zijn?
En dan die verrassingen steeds, nieuwe zijgeschiedenissen, nieuwe fenomenen. En het taalspel - o, ik zie ook wel dat haar vertelzinnen niet allemaal poëtisch zijn, maar dat is toch ook niet de bedoeling? Maar haar oplossingen, haar namen, haar spreuken etc. zijn dat wel.

Rowling beheerst haar slapstick, én Rowling beheerst het duistere schrijven. Ik vind HP misschien nog wel het knapst waar het de grauwe kanten van ónze werkelijkheid raakt. Toegegeven: het zwakst is ze in de verliefdheden en de beschrijving van de puberteit.
Maar met Harry heeft ze een held geschapen die, zoals dat hoort bij helden, steeds voor het goede kiest. Die bang is, en inconsequent, en dus ook menselijk, maar die uiteindelijk het kwade (Voldemort, prachtige naam overigens) moet kunnen overwinnen doordat hij het vermogen heeft om lief te hebben.
Hm. Als dat gebeurt. Want Rowling heeft voor deel zeven vast nog wat plotwendingen bedacht.

Ik begrijp werkelijk niet waarom er in ons land nog nooit een griffel gegeven is voor Rowlings boeken. Of anders een lees-award. Nou ja, misschien komt dat nog.
Hier in Parijs hangen de aanplakbiljetten voor de vijfde film al (ga ik ook zien, HP3 en 4 vond ik fenomenaal), maar voorlopig duik ik nog even verder in boek zes. Nog vijftig bladzijden.

11 juni 2007

Mailtje (door Kees)

BERICHT VAN EDWARD - Ja, iedereen: voor het eerst en zeker weten ook voor het laatst in de piepende geschiedenis van dit weblog is hier een tekst verwijderd.
Op verzoek van de schrijver overigens: Kees Spiering, gastblogger.
Het ging over een mailtje dat hij ontving naar aanleiding van het overnemen van een gedicht. Een en ander is na te lezen in de comments hieronder.

Daar heb ik niet zoveel aan toe te voegen.
Alleen een gedicht.


GELUK

En nu dan het gedicht
over geluk. Over terug
naar waar 't kind al wist: dit
wordt een ander ooit getoond.

Over geluk. Over witte schelpen-
paden die hier vroeger ook al lagen
maar waar je in die dagen
niet naar keek.

Over fietsen door het bos
waarin de planken voor een hut
nog liggen rotten. Je dochter
ziet geen paddestoel, maar zingt.

Over bos, dan over duinen
die je dikwijls hebt beklommen,
niet zelden op het paard
van platte helden.

Over duinen en het strand,
over warme wind en wat zou
moeten blijven. Over liggen
op het zand met wie
de hemel aan je oog onttrekt.

Over zand dat je meeneemt naar
een kleingeworden huis. Over
baden met je dochter naderhand.
De vrouw die het geworden is
lachend en bezwerend op de rand.



Het komt uit HET ZOEKEN VAN DE WIND.
De dichter? Kees Spiering.

Edward