29 april 2007

Mythes (door Frank)

Elk jaar gaat mijn rugbyclub op reis. Ik had drie jaar niet gespeeld en in die tijd was ik een arme student geworden, dus het hele team had geld ingelegd zodat ik ook mee kon. Parijs! We zouden een wedstrijd spelen, een interland kijken uit het Six Nations toernooi en over het algemeen Parijs onveilig gaan maken.

Later hoorde ik dat de bus vertrok bij het clubhuis, maar ik stond netjes om negen uur met mijn tas en hooggespannen verwachtingen klaar bij het Jaarbeursplein en zag maar geen teamgenoten verschijnen. Het werd half tien, nog steeds niemand en ze zouden toch niet allemaal een half uur te laat zijn? Bellen ging niet, want mijn telefoon lag thuis, die zou ik in Parijs toch niet nodig hebben.
Ik ben maar naar huis gegaan.

Daar heb ik het adres van het hotel uit mijn kladblok gescheurd, heb een boek gepakt voor onderweg en ben terug gegaan naar het station. ‘Een enkeltje Parijs graag.’ Het avontuur kon beginnen, op naar de Rue de Chevalier de la barre.

Goedkoop kaartje dus veel opverstappen en om acht uur ’s avonds reed ik Paris Nord binnen. Buiten was het donker, binnen scharrelden wat reizigers rond, op weg naar huis. Na enig vragen werd er een metrostation genoemd. Daar moest ik maar heen gaan.

Ik stapte uit, liep de trap op en zag een heleboel Parijs om me heen. Huizen met de gordijnen dicht, mensen die hun hond nog even uitlieten. Of ze de Rue de Chevalier de la barre kenden. Ja hoor, en ze wezen alledrie een andere kant op. Verhitte discussie in snel Frans. Ik moest in ieder geval de berg op, daar werden ze het dan nog wel over eens. Ik ging de berg op.

Ik vond de Rue de Chevalier de la barre.
Ik vond het hotel.
‘Heeft u hier een nederlands rugbyteam?’
‘Nee.’
Shit.
‘Die zitten in een hotel om de hoek. Hier was geen plaats.’
Ik ging de hoek om.
‘Heeft u hier een nederlands rugbyteam?’
‘Ja.’
‘Daar ben ik er één van.’
‘Ah.’
Sleutel. Kamer. Pizza in de stad, de anderen zaten natuurlijk allang ergens in een onvindbare Parijse kroeg. En bellen ging niet. Mijn telefoon lag thuis, die zou ik in Parijs toch niet nodig hebben.

De volgende ochtend zat ik te ontbijten. Jacco kwam de eetzaal in, katerig. Zijn hoofd zei:
Dat is Frank.
Maar die zat niet in de bus.
Maar hij is hier wel.
Maar hij zat niet in de bus.
Maar hij is er wel.
Maar …

De rugbyclub kent zijn eigen Griekse mythes. Verhalen die te pas en te onpas worden verteld. Waarin een held obstakels moet overwinnen en dat spectaculair doet. Waar teveel versies van zijn om nog precies te weten hoe het zat. Waar de gemiddelde oude Griek Hercules of Achilles nooit op straat heeft zien lopen, zijn er spelers die ik nooit ontmoet heb, maar van wie ik precies weet wat ze op trip hebben uitgespookt.

Nou ja, precies, als het laat op de avond is, aan de bar na een training blijkt vaak dat het verhaal nog veel mooier is dan ik dacht. Met terugwerkende kracht.

Die verhalen.
Daar hoor ik nu bij.