30 november 2006

Vergane Glorie (Mathijs)


Sorry voor de absurd late post, maar ik zal uitleggen hoe dat komt. Vanmorgen en vanmiddag moest ik naar school en 's middags had ik een herkansing: geschiedenis en die was zwaar. Dus toen ik thuis ben gekomen heb ik America's Next Top Model (Cycle 6 voor de geïntresseerden) gekeken op Youtube en min of meer bij gekomen. Na 't eten kwamen 2 oppaskinderen en toen was het helemaal druk. Vervolgens ben ik gaan douchen en liet Jeroen mij weten dat hij nog een stukje van mij verwachtte. Gelukkig lag er nog iets klaar:


Vanmiddag zat ik op de fiets op de weg terug naar huis. Ik fietste met Miss Tessa, een van m'n allerbeste vriendinnen die al eens eerder genoemd is. We hadden het over Idols en over America's Next Top Model. Bij het eerste programma zijn er drie reeksen geweest. Met natuurlijk als glorieuze winnaars: Jamai, Boris en Raffaela. Maar je hoort er niets meer van! Hoewel, natuurlijk: Jamai heeft een tv-show op Jetix met Nicolette van Dam, Boris heeft een nieuwe cd en Raffaëla is bevallen van een dochter. Allemaal leuk en aardig, maar gewoon vergane glorie. Want hoeveel zou de nummer 5 van de eerste Idols nog verdienen? Wanneer is het modellencontract van Jayla van America's Next Top Model (cycle 5) beëindigd? Is het nog wel leuk om je 15 minutes of fame te hebben? Kijk maar naar de X-factor-losers Roef en Marian. Op een 'fanwebsite' kwamen er talloze ranzige bewerkte plaatjes voorbij, onder andere eentje met Roef en een hond in een pose waarin leek dat hij werd afgezogen door de hond. Roef was hier natuurlijk niet blij mee, ik moest er stiekem om grinniken. Maar Roef en Marian hebben het wel voor elkaar gekregen om een single op te nemen met volksdebiel Johan Vlemmix. En het zijn er maar weinig die dat kunnen zeggen. Maar dat kan ook liggen aan dat Johan Vlemmix een randdebiel is. Afijn. De mensen willen niet meer leven in de anonimiteit, ook al zeggen ze van wel. Je trekt niet voor niets zomaar iets uit je kast en trekt het aan. De meiden doen niet zomaar make-up op. Ze willen toch leuk voor de dag komen, ook al kennen ze hun vriendinnen al jaren: ook zonder make-up. Niet alleen op school, maar ook in het algemeen doet de mens zo hard zijn best om nét even een treetje hoger te staan dan bijvoorbeeld de buurman. Waarom denk je anders dat er zoveel buurtruzies zijn? Heus niet omdat de hond zo jankt of omdat ze luidruchtig zijn. De één is gewoon nét iets beter dan de ander. En ik ben gewoon nét even beter dan Roef, Marian, Boris, Jamai of Raffaela. Ik hoef tenminste geen cd/single/kind/tv-programma met Nicolette van Dam te produceren. Het enige wat ik hoef te doen is mezelf zijn. Ik heb geen 15 minutes of fame. Ik heb een leven vol fame. Maar wel op m'n eigen manier.

SUPER GUPPY

Vandaag las ik uit mijn boeken voor in verschillende groepen 5 uit Vlaardingen. Het waren erg leuke klassen. Het grappigste was het jongetje die na de lezing bij me kwam om me te zeggen dat ik SUPERGUPPIE in mijn volgende dichtbundel maar niet dood moest laten gaan. Ik vroeg aan hem waarom hij dat niet wilde. Zijn antwoord was: 'Ik hou niet van vissen die doodgaan in boeken.'


PS: Bij het zoeken naar een plaatje bij bovenstaand bericht stuitte ik op dit prachtige vliegtuig. Boeing maakt dit soort modellen om grote ladingen (bv stukken van andere vliegtuigen) in te vervoeren. En hoe hebben ze dit toestel genoemd bij Boeing? Juist ja. SUPER GUPPY

STUFF ON SIEN

Vanwege de website www.stuffonmycat.com plaats ik nu ook even een foto die Bibi me stuurde van haar hond Sien. Stuff on her.

29 november 2006

KERST IS WEER FIJN DOOR SUFJAN DE ENIGE

Ik heb nooit zo van Kerstmuziek gehouden (op sommige klassieke Kerstliederen, en ALL I WANT FOR CHRISTMAS IS MY TWO FRONT TEETH van Nat King Cole na, uiteraard). Maar dat is nu veranderd. Ik heb al eens wat over hem geschreven, maar ik moet het nog eens doen: ik luister deze dagen vrijwel uitsluitend nog naar de nieuwe cd-box van Sufjan Stevens.

Een box, ja. Want Sufjan maakte de afgelopen jaren steeds een Kerstalbum voor vrienden en familie en nu heeft hij die 5 cd's officieel uitgebracht. Het doosje waarin het zit is een echt surpise-doosje. Want behalve de 5 schijfjes, met samen 42 nummers, tref je ook nog een stickervel aan (met héél mooie stickers!), een stripboekje, een poster en een boekje met alle teksten plus gitaarakkoorden, en nog een paar kerstverhalen, sommige van Sufjan zelf, maar ook een van schrijver Rick Moody. Completer kan niet.
En dan de muziek. Traditionele songs als O COME, O COME EMMANUEL, STAR OF WONDER, WE THREE KINGS en zelfs het toch bijna doodgebloede THE LITTLE DRUMMER BOY krijgen schitterende nieuwe vertolkingen. Steeds door Sufjan gearrangeerd en gezongen, al laat hij dat laatste ook wel eens aan vrienden over.

Er zijn natuurlijk ook veel nieuwe Sufjan-kerstsongs, met prachtige titels als COME ON, LET'S BOOGIE TO THE ELF DANCE! of GET BEHIND ME, SANTA! of DID I MAKE YOU CRY ON CHRISTMAS DAY? (WELL YOU DESERVED IT!)
Er is humor, maar nooit cynisme. Sufjan houdt écht van de kerstsfeer. En sommige koorjongens-achtige vertolkingen zijn zeer ontroerend. Kortom, de enige en beste Kerst-cd voor mij, en naar ik hoop ook voor jullie.
Alles klopt.
Hark! Ding! Dong!

(Hier nog wat extra info)

BLOGGERS OP DRIFT (1)

Wie blogt heeft een vrolijke afwijking, dat kan niet anders. We doen niemand kwaad, we slaan geen borden aan diggelen in restaurants, we hakken geen lantaarnpalen om, maar helemaal straight ahead kan dat blog-gedoe toch niet zijn. Vandaar een paar extra vreemde blogs. Om te laten zien dat de wereld zijn toegestane giechelquotum nog lang niet overschreden heeft.

Allereerst http://www.stuffonmycat.com. Echt waar. Hier vind je dus foto's van mensen die dingen op hun kat leggen. En dat is grappig. Er zijn ook kalenders van.

Bring It On (Mathijs)

Ik wou een stukje schrijven over tegenslagen, maar dit was het enige wat ik op papier kreeg:


Vorig jaar vroegen, zoals gewoonlijk, mensen hoe het met me ging. Een standaard antwoord was dan 'goed', maar ik meende het niet. Vorig jaar zat ik met mezelf in de knoop en zag er soms uit als een zwart hoopje ongeluk. En dan lieten m'n vrienden me ook nog een voor een vallen, want het was beter als 'ik m'n sop gaar kookte'. Nou ik was inmiddels over-gaar. De weg terug naar succes en blijdschap duurde even, maar ik ben weer terug. Eigenlijk gaat het nu veel slechter, qua school en thuis (vergeet de liefde niet, ik heb inmiddels zoveel gezeur ermee gehad), maar voor mijn gevoel gaat het nu goed. Toch hebben m'n leraren besloten om mij naar een soort training te sturen, waarin ik leer plannen. Ik was/ben kwaad. Op mijn ouders, op m'n leraren en op de rest van de wereld. Toch moet ik er heen: ik heb geen andere keuze. Ik ben er klaar voor. Bring it on. Ik kan het hebben.


En eigenlijk vond ik het te kort, dus ik denk 'Ik doe er gewoon een stukje songtekst bij'. Bij deze dus twee stukjes songtekst die goed bij dit stukje passen.


When blues, got me down
Then I, get turned around
I tend to, cut myself off
From things,
I shouldn't run from
It doesn't really matter
Sometimes we run for cover
I'm always on the outside (Sugababes- Run for cover)

Made me learn a little bit faster
Made my skin a little bit thicker
Makes me that much smarter
So thanks for making me a fighter (Christina Aguilera - Fighter)

COUSCOUS

Vanavond at ik couscous. Een vegetarische.
Het gezelschap was hupsakee en falderalderiere, maar ook het restaurant was geweldig, een aanrader: ZINA, in de Bosboom Toussaintstraat in Amsterdam.
Ik weet niet zoveel van koken, maar de groentes in de couscous waren zo zacht en bijna zoet dat ik iedereen met strenge hand richting Zina zou willen sturen (Johannes van Dam gaf een 9-, not bad...)
De Tunesische chef-kok Ap Tlili praat met al zijn gasten, en beloofde ons, als we terugkwamen en op tijd reserveerden, dat hij een verrassingsmenu zou maken. Hij wilde graag Bibi's boeken kopen voor zijn leesgrage zoon, 'zelf hou ik niet van lezen, nog niet eens een recept. Maar schrijven wel, ik maak binnenkort een kookboek.'
De bediening was uitzonderlijk goed. Een 9- zou daar nog een beetje te weinig voor zijn.

Eh... gaan dus.

Zina.

28 november 2006

Moederskindje/Vaderskindje (Mathijs)

Allereerst grote dank aan Ted voor deze geweldige reactie op mijn vorige stukje. Ted: Je hebt volkomen gelijk! "Helaas won flapdrol Jeroen Big Brother. De enige reden die ik ervoor kan bedenken is dat men hem er kennelijk goed uit vond zien en dat Tijn zich ietwat gefrustreerd liet ontvallen dat Jeroen groter geschapen is dan hijzelf. Inhoudelijk kwam Jeroen over als volkomen hol." En Ted, ik heb de foto's gezien: die grootgeschapenheid valt ook wel weer mee.


Dit jaar word ik alweer 16, voor sommigen misschien alweer een flinke tijd terug, voor mij nog een paar maandjes wachten. En aankomend jaar geef ik een feest. Ik weet nog niet wat of wanneer, maar zeker wel wíe. En op mijn zestiende verjaardagsfeest komen er alleen maar leuke mensen, mensen met wie ik veel omga. "(It's) My way of the highway". Zo klonk het eens uit Anouk's (jaja, de enige echte vrouw van Postmen, de zangeres van 'Nobody's Wife') mond. Duidelijk dus, niet op haar manier, dan helemaal niet. En zo gaat het ook gebeuren op mijn feest. Laatst zag ik op Mtv het geweldige programma 'My supersweet sixteen'. Amerikaanse verwende nesten die een feestje geven. Niet normaal meer, een meisje tilde een tas op in een winkel. Ze keek naar de prijs en zuchtte: 'Oh this only costs 275 dollars..Ew'. Belachelijk gewoon. Maar het ergste is, is dat ze het allemaal zomaar krijgen. En meestal door hun vaders, want de vaders zijn de geldschieters en hebben ook flink geld. Ook krijgen de meisjes ook standaard een auto voor hun verjaardag. Wederom van hun vader. Natuurlijk een witte. Waarom? Omdat de meisjes het dan wel mogen wassen, maar helaas denkt peroxide blondie hier niet aan: "Wash the car? Why? I'll just hire people to do that". Deze meiden zijn allemaal vaderskindjes en ik vind het knap dat ze dat kunnen. Ik ben een heel erg moederskindje, want mijn vader is een Henk-Jan Smits. Zo'n man die op elk puntje wel kritiek kan hebben. Overdag zie ik hem ongeveer 10 minuten (excl. etenstijd), maar in die tien minuten weet hij me wel genadeloos af te zeiken, af te kraken of mij te irriteren. Toch knap. En het kostte me helemaal niets, maar mag ik 'm nog ruilen? Ew.

PS: Plaatje is dit keer Jeroen, de winnaar van Big Brother 6. Nadat zijn vlechtjes eruit waren gehaald, was dit zijn gezicht. En nee, intelligenter kan Jeroen niet kijken.

27 november 2006

DE KOU UIT DE BOMEN

Iets heel anders nu. Ik heb al een tijd een paar gedichten hier bij mijn schrijftafel hangen. Een ervan is van de dichter Lloyd Haft, uit zijn bundel FORMOSA. Moet het even overtypen. Vind t zo mooi.

KERSENBLOESEM, PRUIMENBLOESEM
Voor Fou Wei-sin


Zoals de daken der mensenhuizen
een vorm aan de hemel verlenen
brengen de bomen plots
bloei op de leegte over.

Pruim uit het oosten,
kers van over de zee -
hoe weten zij bij ons
uit te komen?

Hoe in de winterse dag
handvormig bloeien, licht
vingervormig leggen?
Je wijst, wil dat ik ook

zie hoe zij groeien: kers
recht pruim dwars, twee wijzen
van reiken. Nee:
reiken doen wij alleen. Zo

meteen breng je me naar het
station, reik ik je
een hand en ben weg:
weg als de kou uit de bomen.

Hij Daar (Mathijs)

Ik heb heel lang gepiekerd waarover ik het zou moeten hebben vandaag en ik heb naar m'n reserve-columns gekeken, maar uiteindelijk ratelde m'n vingers zo gemakkelijk over mijn toetsenbord dat ik 'm toch maar plaats.

Gisteren keek ik in de krant, want jawel, de Telegraaf heeft ook een zondageditie. En op de achterkant (de kinderpagina) las ik "MATTHIJS IS HOT". Altijd leuk om te horen, maar het ging niet om mij (bovendien is mijn naam met één t). Nee, dit artikel ging over de getalenteerde jonge acteur Matthijs van de Sande-Bakhuijzen. Er stond in dat hij was aangenomen op de toneelschool in Maastricht en nu bezig was met de serie 'De Daltons, zeven jaar later'. Ik baalde van dit bericht. Ik zal uitleggen waarom: jarenlang wou ik desperaat bij Kinderen voor Kinderen. In de brugklas wou ik, na het kijken van afleveringen van De Daltons, Matthijs zíjn. Desnoods was het geen probleem om hem te vermoorden en daarna zelf Matthijs zijn rol over te nemen: we hadden immers dezelfde naam. En na het kijken van mijn favoriete series, America's/Holland's next top model, baalde ik ervan dat ik niet knap genoeg ben. Dat na het kijken van Idols ik mezelf zo uitputte met zingen dat de enige remedie strepsils eten totdat je ploft was. Als ik de televisie niet had, had ik geen idealen, bedacht ik me laatst. Natuurlijk wil ik m'n VWO halen, het liefst met goede cijfers. Maar kom op: wat heb je daar als jongen nou aan, terwijl er miljoenen gillende prepuberale meisjes tegen je deur kunnen gaan boenken, omdat je zo geweldig kan acteren. Niet dat dat ze wat scheelt, je komt met je kop op t.v en je bent al beroemd. Dit zette me aan het denken. Ik ben een keer door het beeld van Hart van Nederland gelopen, langs een interview. En ik ben welgeteld 2 seconden op t.v geweest. Mijn 2 seconden van onbekende faam, die ene jongen met z'n zwembroek die door het beeld liep. Zucht. Ik wacht al jaren op de fanclub: misschien moet ik toch maar eens iets nuttigers gaan doen.

PS: Vanavond is de finale van Big Brother (het gaat nog tussen de domme Sabrina, de relnicht Rik, de relnichtbroer Tijn en de irritante meningloze Jeroen), ook al zo'n "Kom met je kop op de buis en wordt beroemd"-programma. Ik houd ervan, ik smeek Hummie van de Tonnekreek om mij, als ik oud genoeg ben, erin te douwen. Ook al kijkt geen hond meer.
PS2: Het plaatje is mijn favoriete Holland's next top Model: Anna Marie.


26 november 2006

BLIJ ENZO

Nu Mathijs zijn onvoorwaardelijke liefde voor WIE IS DE MOL heeft geopenbaard, en ik hem daar in steun, moet het hek meteen maar helemaal van de dam: ik ben ook een fan van de Achmea Kennisquiz.

Voor wie het niet weet: in deze kennisquiz strijden alleen brugklasleerlingen van het VMBO tegen elkaar. De quiz is juist daarom ook zo goed. Het is onterecht dat het VMBO zo'n slechte naam heeft in ons land en dus is het organiseren van juist een kennisquiz dus een geweldig idee.
Een ander compliment voor de tijdsduur en de opzet van de quiz. Het is geen verstrooiingsquizje van een halfuur, maar er zijn diverse, serieuze rondes en het programma duurt een uur (inclusief vervelende reclamebreaks, dat helaas wel).
De vragen zijn lang niet altijd simpel, en de presentatie is niet slecht, maar de sterren van het programma zijn natuurlijk de deelnemers. Meestal zijn ze verlegen en zelfs een beetje beschaamd, en dan komen ook hun trotse ouders nog eens vol in beeld.

Vandaag was de finale. De winnaars van elke provincie zijn al uitgezocht, die hebben elk ook al een computer gewonnen, maar vandaag ging het om de hoofdprijs: een carrièrefonds van 250.000 euro - ook al een erg goede prijs voor een quiz!

Nadat eerst al een van afvallers zei dat hij zich kapot was geschrokken toen hij zichzelf had teruggezien op tv ('Ik dacht dat ik normaler was.') won vandaag Angelo uit Maarssen - zie de foto rechts. Terecht, want hij had voortdurend de hoogste scores. Zijn zelfgekozen finale-onderwerp was bijzonder: de topografie van Italië.
Maar het mooist was zijn antwoord toen hem werd gevraagd wat er door hem heen ging nu hij de winnaar was van het hele seizoen en al dat carrièregeld. Angelo sprak: 'Blij enzo.'

Je Denkt Dat Je Het Weet..(Mathijs)

Gisteren was echt een héle leuke dag. Eerst ben ik met 3 vriendinnen voor ckv1 (Culturele Kunstzinnige Vorming) wezen dansen, omdat we een dans moeten bedenken en die uitvoeren voor de klas. Toen ben ik met Tessa (een van m'n allerbeste vrienden) naar de stad geweest en ontzettend veel geshopt en gepraat. 't Was echt heel gezellig.

En toen kwam ik thuis en toen heb ik een oude Wie is de Mol-aflevering gekeken. Mijn Mol-geest kwam weer boven. Op dat moment verdacht ik Yvon Jaspers al.. (uitleg: Yvon Jaspers was van de 5e WIDM reeks de mol) Ik vond het zo leuk om het weer eens terug te zien en mijn blijdschap werd alleen maar vergroot toen ik las dat de 7e serie alweer in januari zal starten. Ook zal ik dan weer gaan pluizen, m'n hersens gaan breken over wie nou die verdomde bedrieger is. Ik vind WIDM zo'n goed programma: je gaat er helemaal in zitten, het is net alsof je zelf in dat spel meedoet.

Daarna keek ik MTV Diary. Het videodagboek van een bekende artiest. Deze dagboeken beginnen altijd met de woorden: You think you know. But you have no idea. This is the diary of... En het is precies hetzelfde als Wie is de Mol. Je denkt dat je het weet, maar je hebt geen idee. Op zich een mooie gedachte.

Die middag kreeg ik iets te horen van iemand en daar schrok ik een beetje van. Ik hoef er niet over door te gaan, maar ik dacht dat ik diegene kende, maar ik had 't mis. Ik zag ineens een heel ander gezicht, eentje die ik nog niet kende. Ik denk dat diegene de mol is. Ik verdenk hem/haar nu al.

PS: Nog even een klein woordenlijstje met jongerenwoorden:

-jonko = joint
-pipa = geweer
-nifi = mes
-gepopt = vermoord
-bakra's = Nederlanders
-mokro's = Marokkanen
-suri's = Surinamers
-chappen = eten
-chap = sukkel
-chica/smatje/chick/mop = meisje
-jari = jaar
-patta's = schoenen
-skoetoe = agent
-boeken = (hard) autorijden

25 november 2006

BEDELEN

Ik leg jullie een vraagstuk voor waar ik niet uitkom.

Ik was deze dagen weer in Parijs, en daar reisde ik zoals gewoonlijk veel met de metro. In en rond de metro komen veel bedelaars voor, of mensen die om geld vragen, hoe zeg je dat politiek correct.

Er zijn verschillende types:

a) De uitzonderlijk goede muzikanten. Die staan in de gangen van de diverse metrostations, en het betreft vaak groepen, conservatoriumstudenten, zangeressen met muziekband, solisten met muziekband. Voor de rest van dit verhaal laat ik hen even buiten beschouwing, want eigenlijk zijn het geen bedelaars, maar straatmuzikanten. (En ze hebben een vergunning van de stad, vaak komt er zelfs beroemdheid van).

b) De muzikanten die in de metro springen, alleen of per duo, met een karretje met muziekinstallatie, ze zingen en spelen een stationnetje of twee lang en hoppen dan weer naar een ander compartiment.

c) De mensen die onderaan een metrotrap zitten en hun hand ophouden, soms met kind, soms gehandicapt, soms smekend: 'Un petit pièce, monsieur, un petit pièce?'

d) De heren (meestal geen dames) die in een metrowagon springen en een toespraak houden over waarom ze geen werk hebben en of we dus een muntje of een restaurantticket voor ze hebben. Soms ook doofstommen die smeekpapiertjes op je benen komen leggen.

En ik weet niet hoe ik moet reageren.
Nooit.
Hou ik, als ik iets geef, een systeem in stand? Moet ik bij iedereen apart gaan bedenken: ja, deze vind ik zielig genoeg, die krijgt iets? En wie is dan zielig genoeg, die met klein kind (afschuwelijk vind ik dat, het is hoe je het wendt of keert een soort kinderarbeid, maar hou je dat als je iets geeft in stand of ga je het tegen?), of is juist degene die niks zegt en alleen maar droevig zijn of haar hand ophoudt, zielig genoeg?
Moet ik de toespraakhouders iets geven? Alleen de heel goede muzikanten? Moet ik per categorie b-muzikant eerst gaan luisteren en dan bedenken of ik ze muzikaal genoeg vind? Maar ik wil eigenlijk niet tot dit soort overwegingen gedwongen worden, ik wil vaak ook helemaal geen muziek horen in de wagons.
En nog zoiets: iedereen spiekt altijd om zich heen om te zien wie er iets geeft. Meestal (heb ik het idee) wordt de gever meewarig aangekeken. Bovendien staan er overal in de metro borden dat het bedelen verboden is. Maar ja.
Wat te doen? Alles weigeren? Steeds beoordelen: zielig of niet zielig (maar dat is een dagtaak! En wie ben ik om te oordelen?)?
Lastig, lastig, lastig! Wie heeft er een gedragslijn die ik kan volgen?

De Cursus Jongerentaal (Mathijs)


"Hallo dames en heren. Van harte welkom op deze jongerentaalcursus. U zult de komende 10 minuten veel meer weten over het leven van uw tiener of over de dingen waar de jongelui van tegenwoordig op straat over praten"


Niet iedereen verstaat ons en dat is maar goed ook. Als m'n ouders zouden weten wat we zeiden, is het gelijk niet leuk meer. Bovendien zijn de rare blikken daar veel te leuk voor.


"We beginnen deze cursus natuurlijk met elkaar een beetje te leren kennen. Mevrouw met het rode vestje, u mag beginnen hoor, stelt u zich maar even voor."


Kijk, de jongerentaal is zo breed eigenlijk. Het verschilt van plaats tot plaats en ook de mate waarin het gebruikt wordt. Bij ons op school is er een groepje die echt continu zo praat. Bij ons groepje vallen er alleen af en toe wat woorden hier en daar.


"En dan onze laatste deelnemer aan deze cursus. U heet? Henk. Hai. Nou, ik ben Valerie Fliederfladder en ik ben de cursusleidster. We beginnen met het eerste woord. Dit woord wordt betekent 'grapje'. Het woord is fatoe. Ja, doet u maar allemaal even mee. Fa-toe. Heel mooi."


Jongeretaal is ook niet een van de mooiste talen. De woorden zijn gestolen uit de Surinaamse, Antiliaanse en andere culturen die zich in Nederland hebben gevestigd en het klinkt allemaal wat vaag.


"Henk. Hoe noemt jouw zoon of dochter jou wel eens? Een boeler? Oh dat is niet zo best. Nee. Nee. Ehm. Ja, boeler. Een boeler is ehm. Ja. Hoe kan ik dat nou netjes zeggen...


Een boeler is een homo. Maar het kan ook gewoon gebruikt worden voor een mannelijk figuur die je niet mag.


"Henk. We slaan dit woord gewoon eventjes over. Oke? Hartstikke goed. Patricia, jij hebt een vraag. Zegt het eens. Ja, dat woord zullen we meteen behandelen. Zeg maar even allemaal mee. Ba(a)ksen. Ja. Ik ga het even uitleggen hoor. Baksen, ja, dit mooie woord wordt uitgesproken met dubbel a, inderdaad, maar wordt geschreven met een a. Ja. En het betekent iemand in elkaar slaan, maar tegenwoordig wordt het ook gewoon gebruikt als iets slopen of iets stukmaken."


Persoonlijk zou ik Valerie even willen baksen. Zo'n cursus is toch onnodig? Ik bedoel, wij jongeren verstaan jullie ouderen ook niet meer. En dan gaat het niet vanwege de kunstgebitten, maar meer omdat jullie ook in codetaal praten. Ja, een cursusje ouderentaal zou ook wel eens helpen.

24 november 2006

Bloed, Zweet en Tranen (Mathijs)


De meeste mensen denken waarschijnlijk bij de titel aan André Hazes. Daar wou ik het heel eventjes over hebben. Heel eventjes dan. Die man was een volkszanger die hield van bier. Bij zijn laatste optredens moest hij af en toe aan de zuurstof. Zijn begrafenis was ongeorganiseerd en rommelig. Net als André zelf. Er stonden bloemen in de tekst H6. Wat? Hadden ze niet genoeg geld voor de hele naam? Afijn. Dit is de 200e post in totaal op deze site alweer. Niet dat ik ze allemaal gelezen heb, moet ik eerlijk bekennen, maar het is toch wel een eer.
Maar goed, deze post gaat dus over bloed, zweet en tranen.
Om te beginnen met zweet. Ik had vandaag gym. En ik moest badmintonnen. En ik moest tegen een meisje met een ontzettende bitchhoofd (even uitleg: Dit desbetreffende meisje had een gezicht waarvan af te lezen was "Hoe durf je in dezelfde ruimte als ik te staan?") en zij speelde goed. HEEL erg goed. Maar ze stond er bij alsof ze er totaal geen moeite voor deed. Irritant, want ik was helemaal aan het zweten en als een gek aan het rennen.
Tweede puntje zijn de tranen. Overduidelijk. Niet dat er vandaag gehuild werd ofzo, maar van binnen wel. Mensen kunnen af en toe héél erg laag zijn. En dan moet je even van binnen huilen.
Derde is bloed. Ook is er iets gebeurd met bloed of iets dergelijks, maar ik heb veel vriendinnen. Snap je het idee? Ik snap echt niet dat de maandelijkse cyclus de stemming zo kan beïnvloeden dat bijna je hoofd er vanaf wordt gebeten.
Ook zat ik heel filosofisch in de Mcjeweetwelwelkesnackbar (geen reclame maken ;)) te bedenken dat het bloed, het zweet en tranen symbool staan in de Nederlandse vlag. Het rode bloed, het doorzichtige zweet en (een soort van) blauwe tranen. In de Mcjeweetwelwelkesnackbar was het overigens erg leuk, ik heb een babyflesje gekocht van 33 cl. Gevuld met water met een aardbeiensmaak, dat was heel raar. Maar na al die inspanning, vond ik het wel tijd voor wat óntspanning. Niet dat ik heb binnenkort rustig ga krijgen. Sterker nog, het wordt alleen maar drukker. Ik zal er bloed, zweet en tranen in moeten steken. Het resultaat mag er hopelijk zijn.

MUZIEK EN DE DIRECTE VLAAG

Ik lees nog steeds het erg mooie boek HET PSALMENOPROER van Maarten 't Hart. Daaruit de volgende passage, als de hoofdpersoon voor het eerst iemand op het kerkorgel iets van Bach hoort spelen:

'Het was alsof de muziek hem op de hoogte stelde van een stoere, manhaftige, kolossale onverzettelijkheid waarvan het zijn plicht was zich die eigen te maken, ook al zou hij daar de resterende dagens zijns levens voor behoeven.'

Prachtig gezegd.
Daarom de vraag aan de medebloggers en commentatoren hier: bij welke muziek komt er zo'n directe vlaag van emotie, gemoedsgesteldheid, temperament over jullie heen?

Vaak zullen deze melodieën uit onze kindertijd en jeugd stammen, denk ik. Ikzelf heb het bij bepaalde popliedjes die ik heel vaak heb gedraaid toen ik 12 jaar en ouder was, bij Abba bijvoorbeeld. Die roepen gek genoeg geen nostalgie op, maar wel vastberadenheid en een diepe tevredenheid.
Bij THE KICK INSIDE van Kate Bush voel ik me eerder een beetje out of place, een beetje verstopt, een beetje scheef ook.
Bij hele goede country-muziek (alternatieve country, ook wel Americana), dus songs van bv. Ryan Adams, Nickelcreek, Willie Nelson etc is het vooral reis-zin, en rust ook.
Ik zal later nog wat andere voorbeelden proberen te noemen. Maar hoe zit dat bij jullie?

23 november 2006

DE OGEN VAN ROODBORSTJES

Alle onderwerpen zijn equal!

Daarom iets over het roodborstje. Iets wat ik hoorde van illustratrice Isabelle Vandenabeele (we maken samen iets voor het project DIERBAAR van het Antwerpse Rocokxhuis, en een van de dingen die we maken gaat over vogels, vandaaaaaaar) - namelijk dit:
De volgorde waarin zangvogels 's ochtends hun lied aanheffen, is overal dezelfde. Dat is al heel lang bekend. Daar waar roodborstjes leven, klinkt hun gezang als eerste, gevolgd door merels en zanglijsters. Met het klimmen van de zon haken de overige vogels in, en het pimpelmeesje is altijd het sloomst. 's Winters komt hij soms pas honderd minuten later in actie.
Maar waarom is dat nou zo? Waarom zijn roodborstjes snel en pimpelmezen laat?
Om een zeer eenvoudige reden. Roodborstjes zien de zon eerder dan pimpelmezen omdat hun ogen groter zijn. Er kan dus eerder en meer licht door. Onlangs hebben wetenschappers meetlatten langs de vogel-oogjes gelegd (echt waar) en dit alles bevestigd.
Voila.
Het is niet echt iets voor JONGENS EN WETENSCHAP (zie het blog van Jan Paul Schutten), maar die wetenschappers met die liniaaltjes zijn op z'n minst curieus. Jammer dat niemand hen heeft gefotografeerd.
Futtiefuu. Tjuureluu.

Blind (Mathijs)


Ik maak me vaak en veel te veel druk. Al is het om de kleinste en makkelijkst te verhelpen dingen. Ik zie dingen om me heen gebeuren, waarvan ik denk 'dit kan niet'. Maar het stomme is dat er niets aan doe. Het enige wat ik kán doen is stil in een hoekje zitten en het niet goed lopen vinden. Het liefst was ik dan blind, dan zag ik het tenminste niet, dan hoefde ik er tenminste niet over na te denken.
Natuurlijk zou ik niet echt blind willen zijn. Te leven in een zwarte duisternis: het lijkt me vreselijk. Maar figuurlijk blind voor dingen lijkt me zo af en toe wel prettig.
Gisteren ben ik naar de film 'Kruistocht in Spijkerbroek' geweest. Hoofdpersoon Dolf wordt uitgemaakt voor blind, omdat hij Gods wil niet ziet en begrijpt. Daar kon ik me wel wat bij voorstellen, dat hij Gods wil niet begrijpt. Die snap ik al jaren niet. Is Gods wil dat in Dolfs geval honderden kinderen sterven aan gebrek aan eten? Is Gods wil dat in mijn geval 9 van de 10 dingen die ik doe fout gaan? Is het Gods wil dat Balkenende weer herkozen is? Is het Gods wil dat blinde mensen blind zijn? Ik weet het niet, ik pieker er ook niet over. Als ik zou willen dat ik blind zou zijn, dan moet ik er nu maar even genoegen meenemen dat de enige blindheid die bereikbaar is, is het zwart voordat ik ga slapen.
Daarnet zocht mijn vader me. Ook al was ik thuis: mijn vader wist dit niet. Ben ik dan gewoon stil of is mijn vader een beetje blind?

22 november 2006

NOACH

Ik lees nu het boek HET PSALMENOPROER van Maarten 't Hart en daarin staat een grappige passage over Noach. Twee jongetjes vragen zich af hoe de slakken al kruipend op tijd de ark-afvaart hebben kunnen halen. En hoe dat eigenlijk zat met Noachs vader en moeder. Die gaan niet aan boord van de boot, althans, ze worden niet genoemd. Heeft Noach hen dan gewoon laten verdrinken? Ze vragen het aan de catechiseermeester. Die wordt kwaad en wil gaan meppen, maar hij sist nog wel even dat Noachs ouders al dood waren toen de zondvloed kwam.
De jongens slaan aan het rekenen. Die ouders, oké, dat kan. Maar Noachs grootvader is Methusalem. Die is gestorven toen hij 969 jaar oud was en leefde dus vast nog toen Noach ging varen. Met alle bijbelgegevens die ze kunnen vinden rekenen ze uit hoe oud Methusalem was ten tijde van de zondvloed. En ja hoor - de som komt precies op 969 jaar uit. Conclusie: Noach heeft in elk geval z'n eigen grootvader laten verzuipen...

Mijn eigen relatie tot de Ark van Noach was dat ik 'm in hout wilde, of desnoods in plastic. Met al die dieren erop. Dat was het mooiste dat ik kon bedenken. Ik was gek op verzamelingen, en ook op vreemde diersoorten. In de boeken van de onlangs overleden Heinz Sielmann las ik de stukjes over de okapi, de gnoe en de wisent (komt binnenkort terug in Nederland!) wel honderd keer over. En dan zou ik die dus in het klein hebben. Als ik zo'n miniatuur-ark bezat. Maar bestonden die eigenlijk wel?
Ik begon er om te bidden. Echt waar. Ik bad dat ik 's ochtends vroeg, voordat de anderen wakker waren, naar beneden sloop en per ongeluk in de rechter kamerkast keek, en dat de speel-ark daar dan compleet en wel zou staan.

Helaas - God heeft mijn gebeden nooit verhoord. En nu weet ik waarom. Ik had óók om een klein zwemmend Methusalemmetje moeten vragen.

Het Rode Potlood (Mathijs)

Wiebel lees ik mijn eigen introductie, ik kan het nog steeds niet geloven.
Met een pen in m'n hand en een miljoen gedachtes die door m'n hoofd razen
Kijk ik naar mijn lege kladblok
Jij gaat vol, dat weet ik nu al zeker

Vandaag wordt er weer massaal gestemd. Wordt Wouter Bos onze nieuwe premier? Of blijft het Jan-Peter Balkenende? Hoe dan ook, een van die twee trekt aan het kortste eind en zal de ander als een boer met kiespijn feliciteren. Maar wat gebeurt er daarna? Maakt de man met de eeuwige glimlach zijn ideeën waar en zal Harry Potter wel doen wat hij zegt? Ik betwijfel het ten zeerste. Op Mtv en Tmf was gisteren een debat tussen een aantal lijsttrekkers, maar wijzer ben ik er niet van geworden. Ook al mag ik niet stemmen: ik zou het wel weten. Het is gewoon wegstrepen, zo makkelijk is het. D66 wil de 5 dagen bedenktijd van abortus afschaffen. Die wordt het dus niet. De VVD is onbetrouwbaar en spreek zich zelf tegen. Die wordt het ook niet. GroenLinks heeft een nihile kans om te winnen, ook al hebben ze goede punten. Die wordt het ook al niet. Er zijn genoeg partijen dan nog over, maar zo kan ik nog wel even doorgaan. In het debat van Mtv werden Rutte(VVD) en Pechtold(D66) onder vuur genomen, maar waarom zou Wouter dat überhaupt doen? Het heeft geen zin, want er zijn helaas weinig stemmers voor Pechtold's partij en de VVD trekt volgende de peilingen niet de meeste stemmers. Ach, wat er ook zal gebeuren, ik denk niet dat Nederland er beter van zal worden. Zelfs niet met een premier met een eeuwige glimlach.

Mijn bladzijde blauwgekleurd door de inkt uit mijn pen
Mijn hoofd weer leeg, even rust
Een muziekje op, thee erbij
Ik ben gelukkig, ach ik zie het wel
En die reep chocolade is voor mij
Straks onder de douche
Het warme water
Denken doe ik zometeen wel weer
Ja dat komt wel later

21 november 2006

THE BEATLES. WIE?

De eeuwige vraag of je 'meer hebt' met de Beatles of met de Stones heb ik nooit begrepen. Ik had met beide niets. Als ik die muziek hoorde werd het zwartwit voor mijn ogen. De wereld draaide zichzelf terug naar blikkerige opnamen en vreemde, drugs-achtige mannen. Let wel- dit was mijn kinder-idee over de Beatles (en de Stones, maar die waren helemaal eng! Die grote mond van Mick Jagger! Daarmee at hij kinderen!). Maar ik ben er nooit helemaal vanaf gekomen.

En toch is er nu iets veranderd. Want ik heb LOVE van The Beatles gekocht. Een nieuw album, maar met zo'n beetje al hun bekende nummers. George Martin en zijn zoon Gilles Martin hebben ALLE ooit opgenomen geluiden van de Beatles afzonderlijk bekeken, losgeplukt en weer op z'n plek gezet. En dus klinkt alles nu zonder ruis en fris en harmonisch. En ik ben er diep van onder de indruk. Eindelijk word ik een Beatles-adept - door de heldere productie begrijp ik de brille van de Fab Four! Ik hoor hun fantastische vocalen en al die vrolijke gekte, naast de enorme variatie aan melodieën.

Ik kan dit album aan iedereen aanraden! Opeens zijn The Beatles in kleur!

NIEUWE GASTBLOGGER: MATHIJS

Een nieuwe gastblogger dient zich aan! Vanaf woensdag zullen we hier twee weken gastbijdragen lezen van Mathijs Werring. Wie hij is, omschrijft hij zelf:


Ik ben dus Mathijs, 15 jaar, kom uit een van de kleinste dorpjes uit Zuid-Holland. Ik houd van muziek luisteren, tv kijken, msn'en, lezen, schrijven, zingen (vooral vals), praten en foute blaadjes als de Glamour lezen. Ik houd absoluut niet van hokjesdenkers, zeurpieten, school, arrogantie en m'n kamer opruimen aangezien als ik dat gedaan heb, het tien minuten later weer een puinzooi is. Ik ben mezelf, geef om anderen en heb graag commentaar. Ik houd van Kolonisten van Catan op de computer spelen en ik heb een vreselijke hekel aan plannen. Ik geloof in karma en dat dingen gebeuren voor een reden. Ik ben verliefd op Anna Marie van Holland's next top model, maar volgende week kan dat weer Karina Smulders of Carice van Houten zijn. Ik wil later graag schrijven of acteren of in ieder geval iets waarin me kan uiten.


Mathijs, welkom op dit weblog en we kijken uit naar je stukjes!

20 november 2006

BRIEF VAN LUDO AAN GOEDELE

Eerdere gastblogger Ludo schreef via een van onze comments een mail aan Goedele. Die móet haar bereiken. Ik help Ludo graag waar en wanneer ik kan, dus daarom plak ik zijn bericht nog even hieronder. Goedele - lees!

Als ik Goedele zie, dan zie ik schoonheid. Niets meer en niets minder en o zo bedriegelijk eenvoudig gestileerd. Goedele betovert mannen met haar blik, haar ontwapenende, intelligente 'zijn'. De zuivere ratio, gecombineerd met een koele facade van brandend verlangen naar alleen hem die haar kan betoveren. Zo, is dit zo'n dichtersmaniertje om met allemaal dure woorden te zeggen dat Goedele een van de mooiste vrouwen is die ik ken? Goedele, fijn dat je dit blog ook leest en een foto van jezelf plaatste! Oja, als je ooit eens in het noorden van het land komt, maakt niet uit waar- Groningen, Leeuwarden, Zwolle, Amsterdam, Rotterdam, Tilburg, Maastricht -wist je dat Maastricht bijna grenst aan Groningen?- zullen we dan eens uit eten gaan? Kees weet uit ervaring dat ik onderhoudend gezelschap ben. Nee, hij gaat zelf niet mee, want hij kan dan niet. We zullen het met ons 2-en moeten doen. Ik hoorde trouwens dat je weg bent bij je man. Vervelend voor je. In mijn vriendenkring is bekend dat ik mensen heel goed door moeilijke fasen van het leven kan loodsen. Nog een reden om snel eens met mij te gaan eten. Weet je wat? We spreken gewoon wat af. Reageer je snel? Liefs, Ludo

TWEE FILMS

Vandaag heb ik twee films gezien. Allereerst de mooie documentaire FOREVER van Heddy Honigmann. Zij filmde bezoekers van graven op het Franse kerkhof Père Lachaise. Een Koreaanse jongen bijvoorbeeld die helemaal naar Parijs is gekomen, alleen om koekjes te leggen op het graf van Marcel Proust. Of de rondleider die een liefde heeft opgevat voor een in 1985 gestorven jonge zangeres. Hij heeft besloten haar twee lp's alsnog bekend te maken.

Het meest indrukwekkende verhaal is dat van de jongeman die naar het graf van de schilder Modigliani komt kijken. Omdat Modigliani zo mooi gezichten kon schilderen. Terwijl hij daarover vertelt kan hij even niet verder spreken. Dan vraagt Heddy wat hij in het dagelijks leven doet. 'Thanatopractor,' zegt hij. Wat? Iemand die lijken zo mooi mogelijk maakt, zodat ze aan de nabestaanden kunnen worden getoond. Met speciale aandacht voor hun gezichten. 'Ik leer de mensen wennen,' zei de nog jonge jongen (zie foto). 'En nee,' zei hij, 'zelf huil ik nooit. Dat kan ik niet. Mijn traanbuisjes zitten verstopt.'

Maar ik zag óók de Woody Allen-film SCOOP. Leuk, en licht. Maar nu we het toch over de dood hebben: de leukste grap uit de film is die waarop Woody Allen op een bootje zit op de Thanatosrivier. Hij is dan dus dood en wordt naar het hiernamaals geroeid... Maar babbelig als hij is probeert hij zijn mede-passagiers wat op te beuren. 'Zie dood zijn niet als een handicap!' roept hij. 'Kijk naar mij. Vroeger stotterde ik en nu heb ik er geen last meer van. Zie je? Met een beetje doorzettingsvermogen...'

DE BLUE MOUNTAINS

Mijn webmasters, Lennart en Maikel, wonen met vrienden en hun familie in Australië. In Cronulla (Beach), bij Sydney. Maar ze hebben een weekendhuis in de Blue Mountains. Zoals elk jaar is er weer de dreiging van bosbranden. Dit jaar - en in de commentaren elders op dit blog was het al te lezen - komt het erg dichtbij. Het vuur schijnt slechts een paar kilometer van de bewoonde percelen van het bergdorp te zijn, en vannacht (het is daar tien uur later dan hier) en vooral morgen zijn het kritieke tijden. Via de webmasters en Davy-Robbert blijven we op de hoogte, misschien posten ze hier of elders de laatste stand van zaken. Ik wens iedereen daar in de bergdorpen van o.a. Mount Victoria veel goeds en veel behoud.

19 november 2006

TERUG ZONDER KAAS

Ik ben er weer. Het waren mooie, interessante, vrolijke dagen in Aubagne, en ze waren gevuld met kaa... nee, met de Franse taal. SUPERGUPPIE heet in mijn hoofd nu voortdurend SUPERGLOUPI.

Maar de vlucht was flink vertraagd en dus kon ik lezen en dus kon ik de Franse taal enigszins terugdringen - en hoe kon ik dat beter doen dan door over Winston Bogarde te lezen?

Ja!

Want ik las dus het boek dat Marcel Rözer over hem schreef - DEZE NEGER BUIGT VOOR NIEMAND (geweldige titel).

Het is een boeiend boek. Niet alleen omdat Bogarde erin naar voren komt als een gedreven, oprecht, boos, emotioneel mens, maar vooral door de achter-de-schermen-stukken die erin staan over o.a. het Nederlands elftal in de VS en over de kleedkamer van Ajax.

En daar wilde ik iets over opbloggen.

Namelijk: hoe het Frans in mijn hoofd toch gedeeltelijk verdreven werd door... het Surinaams. Het Surinaams van Louis van Gaal.

Na het behalen van de wereldbeker in 1995 viert Ajax feest. De Surinaamse spelers zingen OENG BIGIE, dat 'Wij zijn groot' betekent. Maar wat gebeurt er? Van Gaal is zo gelukkig dat hij opeens opstaat en ook schreeuwt: 'Oeng bigie!'

Ik zag het voor me. Ik hoorde het hem roepen. En weg was het Frans.

Voor Ludo (Goedele)

Dag (Kees)


Mijn laatste bijdrage aan Edwards blog. Mijn laatste bijdrage als gastschrijver. In de openbare commentsruimte zal ik mij vast & zeker blijven melden.
Wat bén ik blij dat het er opzit, en ik niet alleen. De laatste paar dagen schoof C. (normaliter niet zuinig met aanmoediging en steun) mijn avondmaaltijd zonder een woord de werkkamer in, éénmaal met zóveel venijn dat het bord tegen mijn bureaustoel tot stilstand kwam en de kroten me bijkans de sokken in vlogen. A is niet eenkennig, en die jongen van Hondenuitlaatservice Dries is sympathiek en heeft beslist verstand van honden, maar ik verheug me er tóch op zelf weer naar buiten te gaan. En L., ach L., zodra ze me weer wil spreken, zal ik proberen haar uit te leggen dat de stress van het gastbloggerschap me soms teveel werd, met als gevolg dat ik wel eens iets riep als: “Rot toch op met die stomme snee.” Of dat me dwars zit, weet ik niet: - aan emoties doe ik weer nadat deze laatste tekst is geplaatst.
God, wat verheug ik me op een bestaan zonder de verplichting jullie dagelijks te onderhouden en zonder de angst onder een bijdrage ‘0 comments’ te zien blijven staan. (Wat kijkcijfers zijn voor de televisiemaker, zijn ‘comments’ voor de gastblogger.) Op de twee weken hoge stapel kranten die ik straks op mijn gemak ga doorbladeren, het manuscript waaraan ik eindelijk kan doorwerken en de hervatting van enigerlei sociaal leven. Op frisse lucht. Anderzijds zie ik dan weer op tegen het beantwoorden van de, zag ik zojuist, circa 150 mailtjes in mijn ‘inbox’ - onder welke drie van de uitgever die ik had beloofd manuscript voornoemd vóór 10 november op te sturen - en het peppilafkicken.
Maar ik klaag niet. Het was een slopend maar prachtig avontuur. (Dankjewel Edward.) Ik heb teksten geschreven die ik, als ik niet had gegastblogd, waarschijnlijk niet zou hebben geschreven. Ik heb mensen (beter) leren kennen, zowel ‘nieuwe’ als - een enkele - ‘oude’. Ik ben tot een voor mij buitengewoon belangrijk en helend inzicht geraakt.
Jammer dat ik niet ben toegekomen aan de (nochtans voorgenomen) behandeling van de onderwerpen ‘Edward Hopper’ (een mijner ‘helden’), ‘Femkes Spagaat’ (in een der dichtstbevolkte landen ter wereld kun je niet én gastvrij én ‘groen’ zijn), ‘Het In Eén Keer Geschreven Gedicht’ (kan altijd beter), ‘Islamisering’ (komende week stem ik Partij voor de Dieren, maar Hirsi Ali voelt mijn linkerschouder tegen haar rechter), ‘Waarom De Nederlandse Culinair Recensent Zijn Vak Beter Verstaat Dan De Nederlandse Poëziecriticus’ (schandalig dat twee Nederlandse kwaliteitskranten bekrompen poëziegeesten als respectievelijk Ilja Leonard Pfeijffer en Piet Gerbrandy als poëzierecensent hebben ingehuurd) , ‘Mijn Overbuurvrouw’ (die in ‘mijn’ dorp ‘Poetsdoukje’ wordt genoemd), ‘Mijn Preoccupatie Met (Enigszins) Foute Vrouwen Van Middelbare Leeftijd’ (Joke Bruijs, Astrid Joosten, Paula Patricio, Caroline Tensen, Tineke Verburg en anderen), ‘Het Raadsel John De Mol’ (wat beweegt een miljardair ertoe shit-tv te maken?), ‘De Sardine’ (alhier schromelijk ondergewaardeerd), ‘Het Slechtste Karakter Van Nederland’ (Johan Derksen), ‘Ted Van Lieshout En De Kassabon’ (ik – zoon van een ‘supermarkt’-eigenaar, die caissières onveranderlijk vraagt de bon weg te gooien – geniet van Teds op zijn kortingsstrepen staan: - zie zijn website/-log), ‘De Teloorgang Van het Nederlands Onderwijs’ (onmiddellijk een parlementaire enquête beginnen en onder anderen Van Kemenade, Netelenbos en D’Ancona voor onbepaalde tijd de EBI in schoppen), ‘De Training Van FC Barçelona’ (ik heb er, jaar of 13 geleden, een bijgewoond) en ‘Het Verschil Tussen Kust- En Binnenlandse wind’ (‘kust’ belooft, ‘binnenland’ bevestigt) et cetera, maar wie weet wordt mij nog eens ergens een podium geboden.
Nu hef ik mijn hand, wuif ik, omarm ik een enkeling en keer ik terug naar waar ik het liefst verkeer: ongewetenheid.
Dág -

18 november 2006

DAG KEES, MAAR NIET DAG

Vanuit Aubagne, Zuid-Frankrijk moet ik dit in-en-in-droevige bericht brengen: Kees is bijna verlost van zijn gastbloggerschap... Nog 1 dag, en dan zal hij weer mogen ademhalen, wandelen, ontspannen, vaten aanslaan en de mooiste poëzie produceren, al dan niet met een kaduuke vulpen.

Maar wat een blogs zullen wij nu moeten missen!
Uiteraard zal er woensdag weer een nieuwe gastblogger zijn, maar eerst bloedt ons hart nog een beetje en voelen we ons allemaal op z'n minst een compleet etmaal een urenlang in de trein vervoerde tongschar. Slapmakend verdriet.

Kees, heel veel dank voor je prachtige stukken en graag tot nog eens!!!!

Liefs,

Edward

Vat (Kees)


Ergens in het derde decennium van de vorige eeuw vonden Terschellinger jutters een gesloten vat. Reden tot voorpret en vreugd daar zich in gesloten vaten alcoholhoudende drank placht te bevinden. De jutters vervoerden de vondst van het strand naar hun dorpje, Oosterend, waar men haar aansloeg en horizontaal op schragen plaatste. Het fust bevatte sterkedrank, daarover kon geen twijfel bestaan, maar wát voor drank het was, wist niemand. So what? Terschelling, jaren ’30, er bestond wel meer wat ze nooit hadden geproefd, een borrel kreeg je niet iedere dag en het spul uit het vat smaakte best.
Aparte smaak, dat wel, maar daar had je je na twee slokken doorheen gedronken en al na het vierde glaasje was je gelukkig.
Na drie weken was het vat leeg. Jammer. Toen men het van de schragen tilde, werd vastgesteld dat het voor een leeg vat ongewoon zwaar was, alsook dat er iets ín zat wat bewoog wanneer het vat heen en weer werd geschud. Iemand haalde gereedschap en het vat werd opengezaagd.
Het vat bestaat nog. Wie het wil zien, bezoeke het Juttersmuseum op Terschelling. Wat er met de aap is gebeurd, is mij niet bekend.

Jutten (van Kees)


Iedere vrijdag ontvang ik het “nieuws- en advertentieblad” De Terschellinger. Op de voorpagina van het jongste nummer (16 november 2006, nr. 1088) is een foto afgedrukt, tonende: een twintigtal 4x4-auto’s, al dan niet met aanhangwagen, op een stuk Terschellinger strand. Zoals in De zwartwit uitgevoerde Terschellinger te doen gebruikelijk, is het is een kwalitatief beroerde foto, - nochtans ben ik er zeker van daar in de verte een tractorcabine boven de 4x4-kudde te zien uittorenen.
Een paard is nergens te bekennen.
Waarom staan die voertuigen daar? Ik citeer een gedeelte van het bij de foto behorende artikel, ‘Hout op drift’.
“In de nacht van zaterdag op zondag verloor het motorschip Baltic Forest op de Noordzee een deklast hout tijdens een fikse storm in golven van ruim vijf meter hoog. Het schip bevond zich toen ten noordwesten van Terschelling bij de boei VL Center, waar het schip de westelijke koers moest veranderen in een zuidelijke. Omdat de wind noordwest was, kwam het schip dwars in de golven, waardoor in totaal 178 pakketten hout van het dek spoelden. Ook het Russische vrachtschip Pioneer Moldavië kwam in problemen, de bemanning moest hout overboord zetten om kapseizen te voorkomen. Het hout woei in zuidoostelijke richting naar de westpunt van Terschelling, waar wat hout aanspoelde tussen de palen 0 en 3 op de Noordsvaarder. Maar ook heel wat hout dreef door naar de Waddenzee via het Boomkesdiep. Toen de wind zondag kromp naar zuidwest, spoelde het hout terug naar Terschelling, maar nu vanuit het zuiden, waardoor er gejut kon worden bij de haveningang en op de Waddendijk, waar vele auto’s met aanhanger maandag heen en weer reden op het pad aan de buitenkant van de dijk op zoek naar hout.”
Mijn grootvader van moederskant (1896 – 1978) zou deze foto met minachting hebben bekeken. Voor hem, en vele zijner generatiegenoten, was jutten (hoe graag hij het ook deed) geen liefhebberij, maar onderdeel van de gezinsbroodwinning. Er was een moestuin, een boomgaard, er waren kippen en geiten. Er werden strikken gezet, er werd vis gevangen middels een zogeheten botwand: twee stokken met daartussen een draad waaraan haakjes. Sommigen verhuurden een (zelfgebouwd) houten woninkje of gedeelte van het eigen huis aan ‘badgasten’. En er werd, wanneer mogelijk, gejut.
Het voertuig waarop mijn opa zich naar het strand begaf, was geen Land Rover, Toyota Land Cruiser of Suzuki-jeepje, maar een korte kar met een paard ervoor. Hij droeg geen Nike-ijsmuts of koudewerend, waterdicht, ‘ademend’, lichtgewicht Gaastra-jack, maar de kapiteinspet die hij altíjd droeg en een zwarte, halflange leren jas van zo’n ongehoord gewicht dat ik hem als kind niet kon tillen.
Mijn opa en zijn tijdgenoten jutten – bij wijze van spreken – alles. Ik herinner me een tegen opa’s werkhok gestapelde muur van blikken melkpoeder. Ik herinner me vervaarlijke vuurpijlen van het soort dat zeelieden toentertijd afschoten wanneer ze op zee in nood verkeerden. Ik herinner me halfbevroren kalkoenen. Maar dat waren curiositeiten. Meestal bestond de buit uit hout en netten. Goed hout stemde de jutters - vrijwel allen (ook) keuterboeren - innig tevreden, al lieten ze dit niet blijken, maar wanneer mijn opa een mooie partij hout had gejut, zag ik dat aan zijn trotsvoldane ogen en de ongebruikelijke zwier waarmee hij zich een cognacje inschonk. Hout kon worden gebruikt om huizen, hokken, stallen, hekken te bouwen. Welke Terschellinger van mijn opa’s generatie kocht ooit een plank?
De netten die mijn grootvader van het strand meebracht, peuterde hij uit elkaar. Van de aldus verkregen ‘draden’ vlocht hij ‘touw’, ’s winters in de stoel bij de leeslamp en de kolenkachel. Touw gebruikte je dagelijks en van visnetdraad gevlochten touw was superieur. Je moest er een beetje mee uitkijken,
het kon je handen open branden, maar brak zelden.
Hoe ervoer mijn opa dat er op het eiland steeds meer auto’s verschenen die op strand konden rijden? Auto’s tegen welke zijn paard niet op kon. Auto’s bestuurd door jonge kerels die bij wijze van spreken al op het strand waren vóór hij, de Grote Jutter van weleer, zijn paard had ingespannen.
Ik heb hem er één keer iets over horen zeggen, om precies te zijn in de winter van 1975. Ik was 17 en moest een geschiedeniswerkstuk maken. Als onderwerp had ik Terschelling gekozen. Met mijn opa praatte ik over de verschillen tussen het eiland van zijn jeugd en dat van de mijne. We kwamen van jutten te spreken. Ik herinner me het korte, schampere lachje. “Jutten? Met een sigaretje lekker warm in een autootje zitten? Da’s geen jutten.”
Meer heeft hij er nooit over gezegd.

17 november 2006

ALS KAAS

Ik zit de hele tijd te denken: hoe voelt dat nou, steeds maar die vreemde taal (in mijn geval het Frans) te horen en te moeten spreken?
En nu heb ik de juiste analogie: dat voelt als een groot stuk kaas in je mond.

Hier komt mijn poging tot uitgewerkte analogie:
dat stuk kaas in mijn mond is niet vies. Ik kan het alleen niet doorslikken, daar is het te groot en te onbekend voor.
Dat betekent dat ik eromheen moet praten. Dat lukt, maar ik manoeuvreer dat stuk dus de hele tijd, zo goed en zo kwaad als dat gaat, van links naar rechts in mijn mondholte. Soms merk ik het even niet op en dan kunnen mijn woorden er makkelijk langs. Maar vaak moet ik zoeken en zoeken om een weggetje te vinden voor wat ik wil zeggen.
Gelukkig slinkt het stuk kaas. Er brokkelen stukjes af die ik doorslik, dus inmiddels gaat het een stuk makkelijker.
Maar vermoeiend is het wel. Ik kan het kaas-obstakel pas uitspugen als ik alleen op mijn hotelkamer ben.

Beste bloglezers, dit is de ridicuulste vergelijking die ik ooit gemaakt heb. Het slaat werkelijk nergens op. Ik laat het hier alleen maar staan opdat jullie eens hartelijk om me kunnen lachen. Ik ben toch niet in Nederland of in België of in Australië, dus dat terechte gegniffel bereikt mij niet.
Want KAAS - wat een flauwekul! Ik ben geen raaf! Bovendien hebben ze hier alleen maar zachte stinkkaas die natuurlijk meteen doorslikbaar en weg te kauwen is. Ik maak u allen diepe excuses. Ik zit nog steeds in een donker internetcafeetje met naast mij een dit keer 13-jarige die luid OUACH en AJAAAJ roept omdat zijn alterego in de computergame die hij speelt in een rotsspleet dondert. Op dit eigenste moment begint hij zelfs te fluiten. Zoals een fluitketel dat kan doen. De jongen dus, niet zijn alterego. Vandaar dat ik onzin typ. Nogmaals mes excuses.

Voor Marieke (Kees)


Marieke V. vraagt mij op deze plek aandacht te besteden aan (a) de neustong, (b) het verschil tussen ‘players’ en ‘teasers’, en (c) het nut van relaties. Vanzelfsprekend voldoe ik aan haar verzoek. Nooit voelde ik behoefte níet aan een verzoek van Marieke V. te voldoen. Wel voel ik met regelmaat behoefte te voldoen aan verzoeken die Marieke V. mij helaas níet doet, maar dit terzijde: - voor je het weet, heb je een beschuldiging van ‘vette suggestie’ aan je broek.
Beginnen wij met de neustong. Onappetijtelijke naam voor een, mits deskundig bereid, buitengewoon smakelijke vis. De neustong draagt natuurlijk een Latijnse naam (Microstomus Kitt), maar heeft ook nóg een Nederlandse naam, die ik aangenamer vind dan ‘neustong’. Tongschar. Waarom sommige restauranthouders nochtans verkiezen tongschar als ‘neustong’ aan te bieden, is mij onbekend. Misschien vrezen ze dat hun clientèle ‘schar’ met ‘goedkoop’ of ‘gewoon’ associeert.
De neustong is de Hugo Brandt Corstius onder de vissen: aan de Belgische kust voert hij wéér een ander pseudoniem: Schotse schol.
Overige gegevens: oranjebruine rug, witte buik; zeer kleine bek, gelukkig wél met vlezige lippen; maximale lengte 70 centimeter; vanggebied: oostelijke Atlantische Oceaan - van de Witte Zee en IJsland tot de Golf van Biskaje – en Noordzee; voedingswaarde per 100 gram: 373 kilojoule, 89 kilocalorieën, 1 gram vet en 17 gram eiwit, waarbij aangetekend dat deze voedingswaarde geldt vóór de neustong alias tongschar alias Schotse schol alias Microstomus Kitt de pan in gaat. (Op een warme middag reed onze held, Microstomus Kid, op zijn trouwe paard Stormflits over de eindeloze prairie.)
Da’s één.
Het tweede wat Marieke V. mij voorlegt, is de vraag wat de Player van de Teaser onderscheidt en andersom. Gelóóf tenminste dat ze me dit voorlegt.
Welnu. Volgens mij zijn Players doorgaans mannen en Teasers meestal vrouwen. “Doorgaans” hè. En: “meestal”. Teasers suggereren opzettelijk, in te zijn voor iets waarvoor ze niet in zijn (te weten gedeelde lustbeleving), althans niet met degene jegens wie ze met opzet doen voorkomen in te zijn voor iets waarvoor ze niet in zijn (te weten gedeelde lustbeleving). Players doen precies hetzelfde, namelijk opzettelijk suggereren in te zijn voor iets waarvoor ze niet in zijn, maar het “iets” dat zij hun slachtoffer in het vooruitzicht stellen, is niet van vlees maar van, laat ik zeggen, ‘such stuff/as dreams are made on’.
De beweegredenen van Teasers en Players verschillen niet. Wat hen drijft, is verlangen naar ijdelheidbevrediging. Je zou zeggen: dat geldt alleen voor Teasers, Players willen méér, en dat wíllen ze ook, maar dat “meer” is niet wat hen drijft. IJdelheidbevrediging, mensen, - geloof mij maar, - en waarom zou iemand naar ijdelheidbevrediging verlangen? Uit onzekerheid. Naar mijn overtuiging zijn zowel P. als T., ofschoon fysiek niet zelden bovengemiddeld aantrekkelijk, chronische onzekerheidslijders.
Schrijf ik in een door zielkundigen gefrequenteerd blog. Alsof ik niet genoeg problemen heb.
Gauw naar drie. “Het nut van relaties”. Wow.
Wat beweegt Marieke V. ertoe dit onderwerp aan te dragen? Origineel, absoluut, maar glad ijs. En niet zo’n beetje ijs ook. Marieke V. zadelt mij op met een spiegelgladde ijsvlakte van horizon tot horizon. Maar wij versagen niet. ‘A man’s got to do what he’s got to do’. En deze man citeert vandaag, bij wijze van een der vele antwoorden, een ‘oud’ gedicht.


ALS IK JOU VERLIES

Als ik jou verlies
zal alles zijn als het was
voor je kwam.
Zo kan men het bekijken.
Alleen, je zou er zijn geweest
even vanzelfsprekend als vaders
als vingers, als namen
die wij moeten dragen.
Misschien zou het zijn als toen
de eik voor mijn raam was gekapt.
Een blik die doorschiet
terwijl hij wil worden gestuit.
Die leegte in leegte
die jij als enige ziet.
Zo’n verdriet, maar dan groter
en langer.

16 november 2006

DONDERDAG IN AUBAGNE: LE GITAN NEERLANDAIS

Nog nooit, lieve allemaal, heb ik me zo goed begeleid gevoeld. Dank voor al jullie uitgeleides!
Ben dus inmiddels prima gearriveerd, heb een copieus diner en een copieuze lunch tot me moeten nemen (met dezelfde gerechten!) maar ook al drie lezingen gehad. Fijn. De eerste klas kende mijn boeken nog niet echt, maar had wel leuke vragen voorbereid. De kinderen waren 7 en 8 en geïnteresseerd en beleefd en een beetje stil.
De tweede groep (7-jarigen) was zoals een groep hoort te zijn: vrolijk en enthousiast.
Maar de derde groep kwam regelrecht uit het paradijs. De zeer geweldige juf had haar 5- en 6-jarige kinderen al van alles voorgelezen: ANNA MARIA SOFIA EN DE KLEINE COR, DOM KONIJN en vooral ROOD ROOD ROODKAPJE. Boeken die ikzelf zelden gebruik voor deze leeftijd, omdat ze me te moeilijk of te cru lijken. Niks van aan. De kinderen waren wild van vooral ROOD ROOD ROODKAPJE. 'Ahhhh,' riepen ze, 'dat TSCHAKKK op het einde was zoooooooo grappig!' (Voor wie het niet weet: het boek eindigt met Roodkapje die met een bijl zowel de wolf alsook de grootmoeder-in-de-wolf blijkt te hebben onthoofd. Tschakkk.)
Het was een model-multicultureel groepje met springveer- en schitteroog-jongens en meisjes. Ik begon met te vertellen dat ik niet uit Frankrijk kwam en dus mijn boeken niet in het Frans schreef. In welke taal dan wel? De klas begon te raden. Grieks? Italiaans? Algerijns? Bulgaars? (Eerlijk waar, die talen werden genoemd). Eén jongetje, het levendigste, sprong op en riep: Le Gitan? Het 'Zigeuners'? Hij hoopte het van harte, omdat hij, zei hij, zelf een Gitan was.
Ik moest hem teleurstellen, ik schrijf mijn boeken niet in het Zigeuners.
Het maakte hem allemaal niks uit. Aan het eind van de les wilde hij 'merci beaucoup' in het Nederlands leren zeggen. Nadat hij daarna 'dank je wel' had uitgesproken, begon hij zeer breed te smilen. 'Maintenant,' sprak hij diep tevreden, 'je suis un Gitan Néerlandais.'

Vrager (Kees)


Vanmiddag ontmoette ik een jongen. Ik liep met Alyssa op gras tussen sloot en bosrand, hij fietste over het fietspad aan de overzijde, tussen sloot en weiland. Uur of half vijf, zon roodrond bijna onder, hemel babyblauw, zweemroze, yoghurt met ranja-oranje. Veel vliegtuigen in de lucht – zeven –, maar zo hoog dat je alleen de zalmwitte sporen zag, groeiend of vervluchtigend. Het was een zachte middag.
De jongen leek me een jaar of 16. Gezet, zwart haar in pagemodel, rode jas. Achter hem fietste een lange man, zijn grijs verwaaid.
De jongen bereed een driewieler.
Over de sloot groetten we elkaar. De jongen stopte. De man ook, hij kon niet anders, de achterwielen van de driewieler pasten nét binnen de randen van het fietspad.
De jongen riep iets. Hij hoefde niet te roepen, de sloot was niet breed, er stond geen wind.
“Ik verstond je niet,” zei ik.
Hij herhaalde, denk ik, zijn vraag. “Wat voor hond is dat?”
“Een Engelse Mastiff.”
Dat ras bestaat niet, maar zeg ik ‘Old English Mastiff’ dan moet ik mijn woorden negen van de tien keer herhalen.
“Die zie je hier niet veel,” zei de man.
“Nee,” zei ik, “gelukkig niet. Populariteit verpest een ras.”
Dat vond de man ook.
Zijn – naar ik aanneem – zoon zat, zijn bovenlichaam naar mij toegekeerd, op zijn driewieler.
“Hoe oud is die hond?”
“Dertien maanden.”
“Dan is het nog een puppy.”
“Nou…. Een klein kind.”
“Hoe oud was hij toen u hem kreeg?”
“Elf weken.”
“Waar was hij vóór u hem kreeg?”
“Bij haar moeder.”
“Hoe groot was ze toen ze werd geboren?”
Ik hield mijn handen twintig centimeter uiteen.
“Dan is hij snel gegroeid,” zei de jongen.
“Dat kun je wel zeggen.”
De vader glimlachte verontschuldigend. “U bent niet de eerste die vanmiddag wordt ondervraagd,” zei hij.
De jongen vroeg hoe ik heette.
“Kees.”
“C of k?”
“K.”
“En uw vrouw?”
“Ciska.”
“Eskaa of essee?”
“Eskaa.”
“Leven uw ouders nog?”
“Nee, helaas niet.”
Er was opeens spel. Enige regel: laat tussen vraag en antwoord, antwoord en vraag, geen halve tel verstrijken.
“Wanneer is uw vader gestorven?”
“1995.”
“Hoe oud was hij toen?”
“Negenenvijftig.”
“Was hij al jarig geweest of moest hij dat nog worden?”
“Dat moest hij nog worden.”
“Dan is hij in 1935 geboren.”
Nu viel er wél een stilte. Genie, dacht ik, gehandicapt genie.
“Je kunt goed rekenen,” zei ik.
De man keek zei dat 59 jong is.
De jongen begon een volgende ronde verbaal gemitrailleer. Beste ondervrager die ik in lang aan het werk had gehoord.
“Waaraan is uw vader overleden?”
“Hartstilstand.”
“Wat deed hij toen hij doodging?”
“Kruiswoordpuzzelen.”
“Was hij in één keer dood?”
“Ja.”
“Wie vond hem?”
“Mijn moeder.”
“Wanneer is zij overleden?”
“Vorig jaar.”
“Waaraan?”
“Hersenbloeding.”
“Hoe oud was ze?”
“Negenenzeventig.”
“Was ze al jarig geweest?”
“Ja.”
“Dan is ze in 1926 geboren.”
“Dat klopt,” zei ik.
Tafeltennis, dat was het, - geen wedstrijd, maar een demonstratie, uitgevoerd door de twee beste Chinese spelers ter wereld, elkaar het balletje zo snel en hard toe meppend dat het voor het menselijk oog onzichtbaar was geworden. Dat er überhaupt een balletje was, kon slechts worden afgeleid uit geluid: kets van bal op bat, tik van bal op tafel, elkaar zó snel opvolgend dat er op een haar na één nauwelijks onderbroken geluid ontstond.
“Hebt u kinderen?”
“Ja.”
“Hoeveel?”
“Eén.”
“Zoon of dochter?”
“Dochter.”
“Hoe heet ze?”
“Linde.”
“Hoe oud is ze?”
“Zestien.”
“Wat voor kleur haar heeft ze?”
“Blond.”
“Heeft ze een vriend?”
Hier greep zijn vader in. Beter: hier grijp ík in. Teneinde deze tekst niet armlang te maken. In werkelijkheid greep de vader pas in toen zijn zoon, nadat we de sets ‘grootouders’, ‘begraafplaatsen’ en ‘Terschelling’ hadden gespeeld, een setje ‘schoonouders’ wilde beginnen.
“We komen deze meneer vast nog eens tegen,” zei hij. “Kom, we gaan verder.”
Hij keek me aan. “Bedankt.”
“Een genoegen,” zei ik. “Alle goeds.”
Zij fietsten verder, wij liepen het bos in. Ik vroeg me af wat er in dat zwartbehaarde, pagegemodelleerde hoofd met de door mij verstrekte feiten ging gebeuren. Of de jongen vroeg uit nieuwsgierigheid of vanwege het genoegen van vrágen. Waarom ik, in plaats van me te laten meeslepen, niet eens zíjn naam had gevraagd.

15 november 2006

AUBAGNE

Morgen beginnen in Aubagne, bij Marseille, Zuid-Frankrijk dus, de Journées du livre de Jeunesse. Ik zal er de signeersessie op zaterdag bijwonen, maar daarvoor gaan we heel wat scholen af om (en dit vrees ik enigszins) lezingen in het Frans te houden... Ik zal mij stevig vasthouden aan mijn woordenboek deze dagen...
Maar ik hoop ook gewoon vanuit het hotel te kunnen bloggen. Mocht dat niet lukken dan laat ik jullie in de geruste handen van Kees, die naar ik hoop tot en met zondag zijn bijdragen zal blijven posten!

Vrieskistjournalist (Kees)


Jongstleden vrijdag werd in Nieuw-Zeeland een pasgetrouwd Nederlands echtpaar overvallen, gekneveld en naar diverse geldautomaten gereden, uit alle waarvan het onder vuurwapenbedreiging gedwongen werd geld te ‘trekken’. De vrouw werd voor de ogen van haar echtgenoot verkracht, de man gemolesteerd. Zaterdagmorgen werd het stel in alle vroegte achtergelaten in het gehucht Towai, 880 kilometer ten noorden van Wellington.
Inclusief leader besteedde de Volkskrant van gisteren aan dit drama zes vijf centimeter-kolommen. Het artikel telt acht alinea’s. Hiervan gaat er één – korte - over de Nieuw-Zeelandse politie – “klopjacht op de twee daders” -, één over de Nieuw-Zeelandse onderminister van Toerisme, die heeft opgeroepen “dit tuig en deze schooiers op te sporen zodat wij met ze kunnen afrekenen” (ééns; ks) maar die ook zei “bezorgd te zijn dat de reputatie van Nieuw-Zeeland verpest zou kunnen worden”, één over het voorval zelf, één over de hulp waarmee de slachtoffers “door de lokale bevolking” worden “overspoeld” en de risico’s van “wild kamperen”, en vier (4!) over “mogelijke schade aan het imago van Nieuw-Zeeland”. De Nieuw-Zeelandse ambassadeur in Nederland spreekt van een “zeldzaam incident” en verzekert ons dat “99,9% van de toeristen met geweldig enthousiaste ervaringen [terugkeert]”. Een salesmanager van Pacific Island Travel: “Ik verkoop al sedert 13 jaar reizen naar Nieuw-Zeeland en zoiets is nog nooit gebeurd”. Iemand van de reisorganisatie Dutch Down Under: “…. Nieuw-Zeeland is nog steeds een superveilig land om in te reizen”.
Ik ben driftig van aard. Toen ik dit las, had ik de sprekers het liefst met hun spreadsheetkanissen tegen elkaar geslagen, maar daar ze niet voorhanden waren, was er tijd voor reflectie. Gelukkig maar. Bij nader inzien valt hen niets te verwijten. Zij zijn – naar mag worden aangenomen - gebeld, ‘geïnterviewd’ en geciteerd door de schrijver van het artikel, Robin Gerrits.
Robin Gerrits dient (bij voorkeur door mij) te worden geoorvijgd tot zijn kop een perpetuum mobile is geworden.
Twee jonge mensen, in een camper op huwelijksreis door de met stomheid slaande schoonheid van Nieuw-Zeeland (hoeveel liefde, droom, verheugen ging deze reis vooraf?), door- en God zij dank óverleefden een hellenacht met mogelijkerwijs psyche- en levensversplinterende consequenties, maar Volkskrantjournalist Robin Gerrits kiest als invalshoek voor zijn artikel Godbetert de schade die deze huiveringwekkende gebeurtenis de Nieuw-Zeelandse toeristenindustrie zou kunnen berokkenen.
Weer-zin-wek-kend.
Omdat een avondblad niet in mijn levensvoering past en Trouw (met name na de onzalige metamorfose tot tabloid) mijn informatiehonger niet stilde, ben ik geabonneerd op de Volkskrant. Vrijdags koop ik dan ook nog NRC Handelsblad en zaterdags het Dagblad van het Noorden en Trouw. Andere kranten lees ik niet behalve De Poëziekrant, die geen krant ís.
Nochtans doorbladerde ik gisteren, in een wachtruimte in het Universitair Medisch Centrum Groningen, waar ik me maar weer eens bevond vanwege een controlebezoek aan L.’s chirurg, het ook al tot zo’n armoedig tabloidvod verworden Algemeen Dagblad. Hierin bijna een pagina (heb je in een tabloid al gauw)aandacht voor onderhavig gruwelonderwerp, maar vanuit een ander gezichtspunt. Het AD was erachter gekomen dat de echtelieden elkaar al sinds hun middelbare school-tijd kenden en had de rector van de betreffende onderwijsinstelling geïnterviewd. Ook was men erin geslaagd enkele fotootjes van het liefdespaar te bemachtigen – genomen vóór het zijn demonen ontmoette - die, ongetwijfeld noodgedwongen, zo klein en onscherp werden afgedrukt dat man en vrouw er Godlof bijkans onherkenbaar op zijn.
Ook deze ongezond nieuwsgierige boulevardbenadering zint me niet, maar misschien omdat je haar van het AD kunt verwachten, stoort ze me minder dan de vrieskistkoude, ‘economische’ keuze van ene Robin Gerrits. Daarbij is zijn – God weet waarom als ‘reportage’ aangekondigde - artikel (‘Huwelijksreis door Nieuw-Zeeland eindigt in drama’ (subtitel: ‘Autoriteiten vrezen voor imago van veilig vakantieland na brute overval op pasgetrouwd Nederlands echtpaar’)) een journalistiek en compositorisch gedrocht. Een nieuwsfeit verstikt in informatie die zich qua ‘gewicht’ tot het hoofdonderwerp verhoudt als buurmans jicht tot nine eleven. Als Robin Gerrits het nieuws van de dood van Van Gogh had mogen ‘brengen’, had de helft van zijn artikel bestaan uit een analyse van de kosten om het bloed van de tegels te schrobben.

14 november 2006

K.L. Poll (Kees)


Gisteravond gebeurde er iets waar ik zo gauw geen woord voor heb en wat me van zó’n jachtige opwinding vervulde dat ik jullie het liefst meteen had gebeld.
Zoekend naar een onderwerp voor mijn gastblogtekst van vandaag dreef mij te binnen dat het deze maand precies 21 jaar is geleden dat ik in De Letteren debuteerde. Waarom ik hieraan dacht: geen idee, - ik ben niet gewoon de verjaardag van mijn debuut te vieren, - maar het leek me een aardig onderwerp en ik begaf me naar mijn archief waaruit ik een exemplaar van Hollands Maandblad opdiepte, om precies te zijn ‘nummer 456, november 1985, zeven-en-twintigste jaargang’. Dit nummer bevat het eerste – te weten mijn gedichten ‘Weerzien’ en ‘Eerste Dag’ - wat ik in een ‘officieel’ literair tijdschrift publiceerde.
Behalve het Hollands Maandblad-exemplaar droeg ik naar mijn bureau de 21 brieven en briefjes die K.L. Poll mij tussen 19 augustus 1984 en 20 februari 1990 deed toekomen. Mooi materiaal voor de liefhebber van parafernalia de Nederlandse literatuur betreffende want K.L. Poll was niet de eerste de beste. Hij was dichter, essayist en journalist, als chef kunstredactie van NRC Handelsblad initiator van het Cultureel Supplement, oprichter van de K.L. Poll-stichting voor O.K.W. en (in 1959) oprichter van Hollands Maandblad, dat hij, voor waar het de redactie betrof, ruim 30 jaar achtereen als enige bestierde. Om maar eens iets te noemen.
Ik wilde vertellen dat ik Poll, gedurende ± een jaar, het ene verhaal na het andere gedicht toestuurde en dat hij al mijn zendingen retourneerde, vergezeld van enkele getypte zinnen op altijd hetzelfde briefpapier, formaat 22,5 x 14,5 centimeter.
Ik wilde vertellen dat Poll (mij) nooit lullige afwijzingen stuurde, maar zijn negatieve beslissing altijd – hoe kort ook – motiveerde en dikwijls zelfs tips gaf of bemoediging schonk. (3.11.84: “…. hoewel uw stijl prettig leesbaar is ….”, 8.4.85: “…. er staan mooie regels in [ ] maar ….”, 7.9.85: “…. ondanks het aardige beeld….”, 18.6.86: “…. de stijl is mooi precies, maar ….”, 18.12.86: “…. ze zijn [ ] goed van toon, maar ….”, 21.8.88: “….hoewel ik uw heldere zinnen altijd met plezier lees….”, 26.3.89: “…. het slot van het gedicht vind ik als idee en als formule prachtig, maar ….” en “Wilt u ze nog niet eens nakijken met een hegknippersoog, dan wil ik ze graag nog een keer lezen.”) Polls opmerking “u laat te veel vocht toe tussen uw woorden” (2.7.87) is nog steeds een van de criteria waarmee ik mijn poëzie beoordeel.
Ik wilde vertellen dat ik spontaan in huilen uitbarstte toen ik op een najaarsavond thuiskwam en B. me vertelde dat K.L. Poll had gebeld om te laten weten dat hij in het novembernummer van HM twee van mijn gedichten ging opnemen. Ik wilde al zó lang zó graag….
Alvorens aan het vertellen te slaan, Googlede ik me echter ter documentatie en verificatie naar ‘K.L. Poll’. Het eerste, maar dan ook werkelijk het eerste wat ik las, was: “K.L. Poll overleed op 14 november 1990”.

LITTLE MISS SUNSHINE

Ik kan het ook niet helpen, hier komt alweer een filmtip.
Ik zag vandaag LITTLE MISS SUNSHINE. Een heerlijke film voor als je zin hebt in een lichte, warme, ontroerende en vooral grappige anderhalf uur.
De ster van de film is de zevenjarige Olive die dolgraag Little Miss Sunshine wil worden en daartoe haar hele familie (moeder, stiefvader, opa, moeilijke puberbroer en suïcidale oom) twee Amerikaanse staten ver meesleept, naar een schoonheidswedstrijd voor kinderen.

Met elk van de familieleden gebeurt wel iets gedenkwaardigs, ieder heeft zijn eigen verhaallijntje en de schrijver van deze film heeft heel knap werk geleverd.
Het leuke is dat je voortdurend zit te lachen, maar niet om van die opgelegde 'jokes'. De scene (helemaal aan het begin) waarin de oom tijdens het avondeten aan de kleine Olive uitlegt waarom hij zelfmoord wilde plegen is bijvoorbeeld erg komisch. Terwijl er geen grappen worden gemaakt.


Er is nog wel een running gag. Maar dat is dan ook echt een running gag: de familie reist in een oud VW-busje dat niet kan starten. En dus moet iedereen steeds helpen duwen en dan hard rennen om aan boord te komen. Zie foto.
En zie dus ook de film!

13 november 2006

RUUDS READY MADE

Via Violeta, die in Berlijn woont, maar Spaanse origines heeft, kreeg ik de transcriptie van het commentaar op de Spaanse televisie bij de 4 (vier!) goals van onze eigen RUUD VAN NISTELROOY voor Real Madrid tegen Osasuna, dit weekend. Volgens Violeta is het een gedicht en ik ben het met haar eens.


RUUDS READY MADE

Minute 11: GOL, GOL, GOL, GOL, GOL, GOOOOOOOOOL,
GOOOOOOOOOOL DEL MADRID. GOL DE VAN NISTELROOY

Minute 26: GOL, GOL, GOL, GOOOOOOOOOOOOOL,
GOOOOOOOOOOOOOOL DEL MADRID. GOL DE VAN NISTELROOY.

Minute 64: GOL, GOL, GOL, GOL, GOOOOL, GOOOOL, GOL DEL
MADRID. GOL, ¿DE QUIEN? DE VAN NISTELROOY, DE QUIEN
IBA A SER.

Minute 84: GOL, GOL, GOL, GOL, GOOOOOOOOOOOOOOL DEL MADRID.
¿DE QUIÉN? DE VAN NISTELROOOY. GOLAZO, GOLAZO, GOLAZO

Land Rover (Kees)

Ooit bezat ik een Land Rover. Een oúde. Kinderen dat was me wat. Eigenwijze schijnwerper op het dak – stond er bij stond alsof-ie zelf wel uitmaakte welke kant hij op keek - en de rechterkoplampruimte permanent halfvol regenwater.
Er was sprake van wat je noemt een 'impulsaankoop'. Op een zaterdagmiddag ging ik met een kennis oude Land Rovers bekijken en toen ik drie uur later thuiskwam, had ik er voor 10.000 gulden een gekocht: precies wat B. en ik aan spaargeld bezaten.
Dat gaf spanningen, maar na mij 70 uur achtereen te hebben doodgezwegen, liet B. tot m’n opluchting weten mij ondanks alles boven een “gewone” man te verkiezen.
Mijn Land Rover was een van ieder comfort gespeende metalen kubus. Alleen vóórin bevonden zich zitplaatsen, dat wil zeggen drie dunne, zwartgeplastificeerde kussentjes op een stalen bank. Het interieur, dat je gerust met een tuinslang kon reinigen, was slordig geel geverfd. Het vergde bovengemiddelde spierkracht deze monsterauto middels het enorme, dunne stuur van richting te doen veranderen en wanneer je reed, rook je onafgebroken een onheilspellende brandgeur. Dit was een auto gemaakt om 12 zwetende commando's door woestijnen, tegenop berghellingen en doorheen snelstroomrivieren te transporteren.
Vaak wilde mijn Land Rover ’s morgens niet starten. Lastig, daar te laat komen mij – destijds leraar - door schoolleiding en leerlingen niet in dank werd afgenomen, maar een autotechnisch onderlegde buurman (wie kent hem niet?) leek soelaas te brengen. Volgens hem was “vochtige bedrading” de oorzaak van 'mijn’ startprobleem, dus reed ik in B.’s auto naar een pompstation, waar ik een spuitbus Quick Dry aanschafte. Wanneer ik de inhoud ervan op de bedrading spoot, kon ik er, aldus de etikettekst, zeker van zijn dat mijn auto voorlopig onmiddellijk zou starten.
Thuisgekomen opende ik des Land Rovers enorme motorkap en bespoot ik niet alleen de bedrading maar het gehele imposante en trouwens ook imposant roestige motorblok, dat ik al enkele dagen niet tot starten had weten te bewegen. Niet van dat bange, baatte het niet dan schaadde het niet, spuiten met die hap. Ik spoot tot ik niet meer kón, dat wil zeggen tot mijn Quick Dry-bus leeg was.
Na de kap te hebben gesloten, ging ik voor het stuur zitten en startte. Oorverdovende benedenmotorkapse knal. Toen ik, niets dan oorsuizen en hartkloppingen, uitstapte, kwam B. geschrokken het huis uit. Het leek ons waarschijnlijk dat ik, onmatig als ik kan zijn, iets te rijkelijk had gespoten. Denkelijk was het ‘t verstandigst de Quick Dry gedurende enkele uren te laten vervliegen.
Vroeg in de avond zette ik mij opnieuw achter het stuur. Het duurde even alvorens ik de voor een hernieuwde startpoging vereiste moed had verzameld, maar, hield ik mij voor, die vermaledijde Quick Dry zou nu toch wel zijn verdampt en ik moest toch een kéér starten. Ik ademde diep in, lang uit en startte.
De explosie overtrof alle verwachtingen. Binnen een straal van 100 meter rond het episch centrum, te weten mijn Land Rover en mij, rinkelden ruiten in hun sponningen, zaten of stonden dorpsgenoten verstijfd van schrik, verstopten de honden die níet waren aangeslagen zich onder tafels, banken en bazen. Mijn goede buurman G. liet mij nog diezelfde avond weten van schrik zijn regionaal avondblad in tweeën te hebben getrokken. Ik had, kortom, dorpsgeschiedenis geschreven.
Toen ik mijn auto de volgende dag inspecteerde, bleek de motor niets te mankeren. De uitlaat wel. In tekenfilms zie je A wel eens met een geweer op B schieten, maar die dekselse B, die deze moordpoging had voorzien, heeft iets in de geweerloop gestopt, waardoor deze explodeert. Zo’n loop oogt dan als een lege bananenschil die je als een ruiker in je hand houdt. Zo ook mijn uitlaat. Finaal ontploft.
Auto naar een Kwik-Fit-filiaal gereden. Nieuwe uitlaat, alstublieft. Nadat een monteur een tijdlang naar de ontbloeide uitlaat van mijn op een brug geplaatste LR had gestaard, toog hij niet aan het werk, maar riep hij zijn collegae erbij. Vanuit de wachtruimte sloeg ik het tafereel door een glaswand gade, voelend wat atechnische, broosbesnaarde dichtertjes altijd zullen voelen wanneer ze zich door in blauwe overalls gestoken macho’s uitgelachen zien.

12 november 2006

SUFJAN

Dit is Sufjan Stevens. Gisteren gaf hij met zijn band een concert in Paradiso en ik was erbij. Het was geweldig. Zo droegen Sufjan en zijn bandleden de hele avond vleugels (Sufjan iets grotere dan de anderen: 'Cause I am the main eagle,' zei hij). Zo vertelde Sufjan een hilarisch verhaal over de aanval van een gigantische wesp met een olifantenkop en vliegenogen. Zo bestond de band uit vier muzikanten plus Sufjan zelf plus VIJF blazers (!). Zo gooide Sufjan halverwege het concert een hele stapel opblaas-supermanpoppen en opblaas-kerstmannen de zaal in. En bij dat alles was de muziek fenomenaal. Het was een grote belevenis, waar iedereen die zijn eigenzinnige songs waardeert en niet kon komen, jaloers op zal zijn.

Sufjan Stevens is dus de singer-songwriter die een aantal jaren geleden het plan opvatte om over elk van de staten van de VS een album te maken. Illinois en Michigan zijn al uit, maar ertussendoor maakte Sufjan ook nog wat andere albums. Zo komt er binnenkort (over een paar weken al) een KERSTalbum van hem uit - zie afbeelding.
En hier zijn alvast twee liedjes van dat album te horen.

SINT MAARTEN DUS

Elf november, gisteren, Sint Maarten dus (zie onder).

Tja en dan die lampionnen... Als leerkracht in de kop van Drenthe kwamen we er niet onderuit, elk jaar moest er met de kinderen weer een lampion geknutseld worden. Ik vond dat een van de zwaarste taken van het jaar. Ik kende geen trucjes uit mijn eigen kinderjaren, ik ben geen handenarbeider, ik vond het onnodig dat oudere kinderen (uit groep 7 en 8) dat deden (die hingen toch niet meer lopen) én ik zag dat de schoollampions buiten de school bijna allemaal werden ingeruild voor gekochte lampions met een plastieken lichtje. Helaas moest ik ook toegeven dat als het een jaar wel gelukt was iedereen ook intens tevreden was, zelfs ik, dan hingen er dus dertig prachtige werkstukken in de klas waarvan je je niet kon voorstellen dat deze meester het maken ervan had kunnen initiëren (dat was dan ook meestal niet zo - meestal waren er heel veel helpende ouders die wonderen in hun van huis meegenomen vingers bleken te hebben).

Soms wilde ik het op zn antroposofisch' aanpakken: pompoenen, of knolrapen, en die dan uithollen met mesje of appelboor en lepel. Gaaf. Je was er zes dagen mee bezig en van rekenen kwam niks, bovendien trok die doffe geur dagenlang door niet alleen onze school, maar ook door zestien andere panden in de omgeving.
Maar dan had je ook wat. Namelijk: Arbeid. Natuur. Inspanning. Verovering. Germanisme. Oorsprong.

En dan zat je diep tevreden tussen je nakijkwerk jezelf te pompoenbedwelmen.
Totdat je je realiseerde dat je de kinderen ook nog een lang en origineel Sint Maarten-lied moest aanleren. Iets van Terschelling bijvoorbeeld.
En dat kende je niet.
En zucht.
En erg.

Sint Maarten (Kees)


Gisterenavond doorleefden wij de Sint Maarten-horreur.
Zaterdagnamiddag, gezellie gezellie, het huisgezin in harmonie niet-bijeen want A. met gezalfde buik op haar woonkamermatras, C. hacheebereidend in de keuken, L. studerend (vanaf morgen proefwerkweek) op de poef in haar slaapvertrek en ik in mijn werkkamer, schrijvend.
Voordeurbel. (“Voordeur” níet overbodig: - naast mijn twee achterdeuren bevindt zich óók een bel.)
L. hoort hem niet omdat ze studeert met iPod-dopjes in haar gehooropeningen, maar A. dendert – yes! bezoek! keten! - naar de voordeur. Pas nadat C., ter bescherming van Sint Maarten-grut en eventuele ouders, al dat hond de woonkamer heeft ingesjord, kan ze de voordeur openen, het flutliedje beluisteren en - dit jaar – rolletjes ‘fruit’snoep presenteren. (Eén zo’n Oost-Gronings mormel: “Die lus ik nait.”)
Dit gesodemieter onderbreekt – keer op keer - haar zegenrijke culinaire werkzaamheden en versplintert mijn concentratie.
Zoals inmiddels bekend, wordt dit blog gelezen door – God zij dank: onder anderen – vrouwen met wie je de kachel niet aan maakt. Die denken nu: ‘Wát?! Een onzer zusters moet hachee (en spruitjes; ks) bereiden, een (vast niet door háár gekozen) reuzenhond ‘handlen’ en lief zijn voor kinderen terwijl die haan van haar in zijn blauwstaande jongenskamer de getormenteerde kunstenaar zit uit te hangen?’ Maar, dames, zo steekt het niet in elkaar. (A) kook ik graag en frequent, zij het niet zo frequent als – maar wel lekkerder dan – C., en (B) heb ik mijn literair scheppen na het tweede aanbellen tijdelijk beëindigd teneinde naar beneden te gaan en de wacht over te nemen. (Aan zichzelf ‘feministe’ noemenden heb ik overigens sinds 1977 een pesthekel.)
Het aantal kinderen dat ik gisteravond van ‘fruit’snoep voorzag, laat zich - evenals het aantal door mij beluisterde Sint Maarten-liedjes – niet schatten, maar was zó groot dat ik ze nu, acht uur later, nóg zie: na elkaar, door elkaar, ineenvloeiend tot één brulzingend kind tegen wie ik met open mond opkijk.
Mijn scepsis jegens het ‘Groninger’ Sint Maarten ontspruit met name aan verontwaardiging. De liedjes middels welke het plaatselijk kroost zijn snoeptas vult, tellen hooguit vier regels, waarin van Sint Maarten zelden een spoor kan worden ontdekt. Dat was, 40 jaar geleden op Terschelling, wél even anders. Het lied dat ons was geleerd, was zó lang dat je blij was wanneer je erin slaagde op een Sint Maarten-avond meer dan drie adressen te bezoeken.
“Sinte Marten heuveltsje
rood rood veugeltsje
rood rood rokje
Sinte Marten op een stokje
Sinte Marten is sô koud
geef hem dan wat turvenhout
hout om zich te warmen
op sien blôte armen
[deze regel ben ik vergeten]
daar komt Sinte Marten an.”
Dat is, vrienden, andere koek dan de door welwillende onderwijzeressen in elkaar gefröbelde kwatrijnen waarmee onze bijna jongste jeugd tegenwoordig het novemberzwart wordt ingestuurd.
Herinner me mijn eerste Groninger Sint Maarten. Hoe ik (18), na de deur van mijn studentenappartement te hebben geopend en het vierregelige afragliedje te hebben beluisterd, die kinderen aankeek, in oprechte afwachting van méér, en hoe zij, even oprecht, verwachtingsvol terugkeken.

11 november 2006

Medisch rapport (Kees)


Namens Linde bedank ik iedereen die, naar aanleiding van mijn succestekst ‘Cyste’, steunbetuigingen en beterschapwensen heeft gecomment. Wèl is mij verzocht mijn bewering dat de cyste als een tennisbal zo groot was te rectificeren. Het gezwel bezat niet de omvang van één maar van anderhálve tennisbal.
Wanneer ik mijn dochter aankijk – wat ik (ze brengt het weekend te mijnent door) zo vaak als mogelijk doe –, word ik telkenmale door gelukkige verbazing bevangen. Wat hééft die operatie haar goedgedaan! Heur ogen schittersprankelstralen weer, het vermoeidheidsgrauw is uit haar wangen weggetrokken, wie haar niet-lachend wenst te fotograferen, dient daartoe een camera met wel héél snelle sluitertijd te hanteren. Papa blij!
Omdat je er toch niet aan mag dénken dat het iedereen nou eens gewoon goed gaat, lijdt Alyssa inmiddels aan een mysterieuze huidaandoening. Haar buik is overwoekerd door iets vurig rood eczeem-achtigs. Gisteravond de dierenarts dus maar bezocht. Geen sinecure. Mijn dierenarts, Anton, is namelijk een prima veterinair, maar houdt er een voor zijn functie volslagen ongeschikte wachtkamer op na. Het vertrek meet, naar schatting, zes bij anderhalve meter en is tijdens de spreekuren vrijwel altijd vol. Zo ook gisteravond. En nou is Alyssa een behoorlijk opgevoede, maar ook pas 13 maanden oude en 61 kilo zware Old English Mastiff, die niets verrukkelijker vindt dan met andere honden spelen. Gezien het feit dat er zich in Antons wachtkamer – behalve twee katten en een fret – een King Charles Spaniel, een Bullmastiff, een Flatcoated Retriever en een Staffordshire Bullterriër bevonden, was daartoe in beginsel alle gelegenheid. Tenslotte heb ik A. met armen én benen omarmd.
Wat Alyssa mankeert, wist Anton niet, maar in al mijn jaren met honden consulteerde ik nimmer een dierenarts die zich er door zoiets futiels als niet-tot-een-diagnose-kunnen-komen van liet weerhouden zijn geneesmiddelenassortiment aan te spreken. Dientengevolge: injectie tegen de jeuk, tweemaal daags dun aan te brengen zalf en een pillenkuurtje: € 54,10.
Dinsdag met Linde ter controle naar het Universitair Medisch Centrum Groningen. We houden u op de hoogte.

LOMPHEID

Ik ben een fan van Frits Abrahams. Frits Abrahams is columnist bij de NRC, en dus lees ik zijn stukken niet dagelijks (geen abonnement), maar áls ik ze lees vind ik ze altijd goed.
Zo ook de aanhef van die van eergisteren:

Als we het in Nederland over de lompheid van onze omgangsvormen hebben, gaat het meestal over de jeugd die in de tram niet wil opstaan voor de oudjes (valt reuze mee), over horecapersoneel dat zijn klanten schoffeert (wordt al minder) en over het onnodig tutoyeren (deden ouderen vroeger al ongevraagd als ze met jongere mensen omgingen).