05 mei 2007

PESTEN

Gisteren al getypt, maar bij bevestiging de hele tekst kwijtgeraakt. Tja, wat wil je ook met zo'n titel. Hier een nieuwe poging.

Ik hou van vergelijkingen en analogieën, en daarom wilde ik al een tijdje iets schrijven over pestbeleid. In een vorig leven was ik leerkracht en directielid van een basisschool, en uit die tijd stamt de navolgende overtuiging.

Een klas is een samenleving. Verschillende mensen zijn om louter cijfermatige, toevallige redenen bij elkaar gezet, en dat levert vrolijkheid en gezelligheid op, maar ook, als er niets aan gedaan wordt, criminaliteit. En die sociale criminaliteit noemen we pesten. Voor slachtoffers en daders even erg als terreur in de 'volwassen' samenleving: pesten van het ergste soort veroorzaakt onherstelbare schade, en je kunt er als kind niet eens mee naar de politie gaan.

Oplossingen zijn meestal niet van de andere kinderen te verwachten. Natuurlijk, soms is een groep of een wonder van een individueel kind in staat om pesten tegen te gaan, maar dat is eerder uitzondering dan regel. En dus komt het op de kwaliteit van de leerkracht neer.

Een school moet nadenken over de bestrijding van pesten. In het kader daarvan heb ik altijd geloofd dat dat beleid voor 80% gezocht moest worden in het voorkomen en 20% in het bestraffen van pesten.

Voorkomen begint bij kennen. Een school of een leerkracht moet weten wie zijn kinderen zijn. Met ze praten (eerlijk waar, gebeurt vaak niet), ook op niet-lesgebonden momenten. Niet altijd binnen gaan zitten als de kinderen buitenspelen, je oor te luisteren leggen als ze in de rij staan, als ze in de bus naar zwemmen zitten, etc. De ouders leren kennen, de achterliggende cultuur - en daarbij ook jezelf, je eigen persoonlijkheid inzetten. De ideale leerkrachten zijn zowel betrokken alsook duidelijk 'de roedelleider', nét een beetje ongrijpbaar dus. Maar wel écht vrolijk als hij of zij vrolijk is, écht boos als hij of zij boos is - hoe gecontroleerd ook. De meester of juf houdt van kinderen, maar is niet je vriend(innet)je. Maar hij of zij zou zich geen leukere plek kunnen voorstellen dan bij jullie in de klas, met jullie allemaal (állemáál) voor zich.

Voorkomen heeft verder met 'verstand hebben van mogelijke pestsituaties' te maken, en die dus niet laten ontstaan. Géén 'ga maar zitten naast degene die je leuk vindt'-gedoe aan het begin van het jaar, géén groepjes kiezen bij gym.

Natuurlijk gaat er uiteindelijk toch wel eens iets mis. Vaak aan het begin van het jaar als de sociale verhoudingen nog onduidelijk zijn. Van belang is dan: extra pest-bewaking, en àls er iets mis gaat: in een vroeg stadium bestraffen. Misschien wel overdreven bestraffen. De boel groot maken, helder stellen; uitleggen waarom je iets niet toestaat, de ouders erbij halen, aangeven dat er zowel straf zal zijn als de mogelijkheid om ná de straf met een schone lei te beginnen.
Door alert en streng te reageren op pestvoorvallen straal je op een natuurlijke manier uit: 'Dit doen we hier zo niet. Zo'n samenleving willen we niet zijn.'
Moreel leiderschap.

Ik weet het, dit is een serieus en iets te vak-gek stukje geworden, jullie horen de voormalige meester praten, ik weet het, ik weet het. Maar ik hou van vergelijkingen en analogieën en ik was tenslotte, een paar weken geleden alweer, met een stamelend stukje over 'ja zeggen' begonnen. Dit is de voorzichtige aanloop naar een voorzichtig vervolg. Morgen verder.