Dilemma (door Kees)
Vrienden, ik wil failliet. Het aards paradijs wordt mijn deel. Bibi, zij het uitsluitend ’s zomers, “etmaal na etmaal aan [mijn] zijde”, Marieke als brood- en troostmeisje (een rol die ze, mark my words, niet lang gaat volhouden), geraviolieerd naast Edward in slaap zakken, met Ludo Wichten Om Tegen Te Dichten entertainen en (al zou ik, gezien het voorgaande, niet weten wannéér) schrijven op een door Ted persoonlijk naar Belletjes Brug gerolde bureaustoel. Hoeveel geluk kan ik aan, ook fysiek.
Maar. Wat Ted schrijft, is wáár. De VvL dóet goed werk. Daarom was ik er, gedurende een aantal jaren, lid van, tot barre tijden draconische bezuinigingen vereisten.
De idee dat een eenmaal gepubliceerd gedicht vogelvrij is, dat iedereen er mee mag doen wat-ie wil, wens ook ik te vuur & te zwaard te bestrijden, maar hoe ver moet je daarin gaan? Beter: hoe ver wil ík daar in gaan?
Ooit heb ik een uitgever zijn advocaat laten inschakelen omdat ik er – nota bene tijdens een lezing op de school in kwestie – achter kwam dat een leraar Nederlands
een door mij geschreven literatuurmethode vrijwel in zijn geheel had gekopieerd en
in syllabusvorm aan zijn leerlingen uitdeelde.
In het winkeltje van het PoëzieCentrum te Gent bladerde ik eens door een pas verschenen bloemleesbundel waarin zonder mijn toestemming werk van mij was opgenomen. In zo’n geval schrijf ik een briefje naar de betreffende uitgever, zoals ik ook ageer wanneer ik een mijner gedichten aantref in (alle praktijkvoorbeelden) een bedrijfsfolder, veterinair vakblad, een uitnodiging voor een congres of op de site van een groothandel in dierenartikelen. Niet vanwege het geld, al denk ik dat zelfs ik (nou niet direct de meest bekende of best verkopende dichter van Nederland), wanneer ik voor elke oneigenlijke overname kreeg wat er voor staat, meer dan voldoende zou ontvangen om jullie allen in restaurant Ganga te Groningen op Vindaloo te kunnen trakteren. Ik ageer met name uit verontwaardiging (de botte arrogantie waarmee een bedrijf zijn peperdure folder opleukt met een gedicht, zonder er bij stil te staan dat iemand, i.c. ik, daar wellicht weken aan heeft zitten werken) en omdat ik het met Teds bakker-analogie volkomen eens ben.
Echter, wanneer ik Google mijn naam ingeef en van hit naar hit surf, vind ik mijn werk
vooral op de bloemetjesblogs van Sandra’s, Tanja’s en Kyra’s, die schrijven dat ‘Thuis’ ‘alles zegt’.
Wat moet je dáár nou mee? Zo iemand een mail sturen? De consequentie vereist het (“de idee dat een eenmaal gepubliceerd gedicht vogelvrij is, dat iedereen er mee mag doen wat-ie wil, wens ook ik te vuur & te zwaard te bestrijden”), maar ik dóe het niet. Dáár, vóór de particulier die een van mijn gedichten zo mooi of treffend vond dat hij of zij het in zijn/haar digitale dagboekje opnam, met geen andere bedoeling dan het met zijn of haar vrienden en vriendinnen te delen, trek ik de grens. Da’s niet consequent, maar wél wat ík doe.
Zo heb ik er dus niets op tegen dat iemand hier een gedicht citeert, afkomstig uit een bundel waar hij enthousiast over is en die wij, naar zijn mening, allemaal moeten kopen en lezen. Da’s wat lezende mensen onderling nu eenmaal doen: elkaar vertellen wat ze hebben gelezen en over dit of dat werk hun enthousiasme belijden. En omdat je bloggend al je vrienden en kennissen en familieleden in een keer bereikt, doe je dat op een blog.
Ik zou er niets op tegen hebben wanneer iemand een van mijn gedichten op zijn blog zette en erbij schreef: “Ik heb noú toch een mooie bundel gelezen! Koop dat boek!”
Ik vind ook dat ik, wanneer ik laat weten een kat Macavity te hebben genoemd en Marieke vervolgens aan Eliot refereert, best het betreffende gedicht op dit blog mag citeren. En wanneer Edward dan over een vertaling begint, geniet ik ervan hem op zijn wenken te bedienen, al is het waar dat ik mij al doende zonder toestemming een broodje van bakkerij Komrij toe-eigen.
Ted heeft gelijk. De VvL heeft gelijk. Maar op de een of andere manier botst dat gelijk met mijn lol in bloggen en mijn liefde voor én plezier in poëzie.