14 juni 2007

Kasseienpen (door Kees)


Boek van een schrijver uit een land waar ik nooit ben geweest. Ze spreken er een taal die, buiten dat land, nergens wordt gesproken. Ik lees van dit boek een Nederlandse vertaling.
Hoewel de schrijver in kwestie de Nobelprijs voor Literatuur heeft ontvangen,
had ik tot begin dit jaar nooit van hem gehoord. Hij ontving deze prijs vóór ik werd geboren, wat, als argument voor mijn tot-begin-dit-jaar-nooit-van-hem-gehoord-hebben, nergens op slaat. Vóór mijn geboorte (hartje lijstjes) ontvingen 52 schrijvers de Nobelprijs. Categorie TVNVG*: 33. Categorie VGMNIVG**: 5. Categorie IVG***: 12. Categorie (V)AVG****: 2 (Hamsun, Hemingway).
Ik lees dit boek – nee: deze schrijver – op aanraden van een vriend met wie ik een aantal voorkeuren níet en veel andere, onder welke literaire, wél deel. Ik lees en begrijp mijn vriend en ben ontgoocheld. Ik vóel dat ik een roman van een eredivisieschrijver lees, maar dat heeft te maken met de keuzes die de auteur maakt. Onderwerp, verhaal, soort scènes, personages, sfeer, informatiedosering, et cetera. Ik vóel dat ik iets de moeite waards lees, maar léés het niet omdat de vertaler geen goede vertaler is. Geen goede literáir vertaler althans. De man zal de taal in kwestie vloeiend spreken en er peilloos veel van weten, maar da’s kennelijk niet genoeg voor het rechtdoend vertalen van een literair meesterwerk.
25 jaar geleden dronk ik dikwijls een glas met Petrus Hoosemans. Petrus (voor vrienden ‘Peer’) had zich ten levensdoel gesteld de poëzie van de Franse schrijver en dichter Charles Baudelaire volmaakt in het Nederlands te hertalen, hetgeen hem (chapeau!) zo langzamerhand lijkt te zijn gelukt. Volgens Petrus moest je, om poëzie goed te kunnen hertalen, zelf dichter zijn. Toentertijd leek dat mij opschepperij, maar inmiddels denk ik dat er een kern van waarheid in zit. Niet dat je om het werk van een groot schrijver of dichter behoorlijk te kunnen ver- of hertalen een groot schrijver of dichter moet zijn, maar een van de dingen die je op z’n minst moet kunnen, is zo goed schrijven dat de lezer niet merkt een vertaling te lezen. Zo goed schrijven dat je jezelf wégschrijft. Nederland telt tientallen literair vertalers die dat kunnen, maar de vertaler van het boek dat ik lees, kan het niet. Hij vertaalt letterlijk, alsof hij een ambtelijk stuk vertaalt - “alleen voor intern gebruik” –, waardoor een essentiële component van ‘literair genieten’ – stijl – vrijwel spoorloos is verdwenen. Er ís natuurlijk wel een stijl, maar dat is die van een meticuleus vertaler met een kasseienpen. Dit boek in deze vertaling lezen is zoiets als luisteren naar de Matthäus Passion, maar dan in de uitvoering van fanfarekorps Jubal.

*Tot Vandaag Nooit Van Gehoord
**Van Gehoord Maar Nooit Iets Van Gelezen
***Iets Van Gelezen
**** (Vrijwel) Alles Van Gelezen

N.B.: de illustratie bovenaan toont Sint Hiëronymus, patroonheilige van de vertalers