Varkens (door Kees)
Nou, maar niet weer over katten. (Nul comments voor ‘Macavity’. Nul (0)! Ik ben Willeke Alberti op het Eurovisie Songfestival 1994.)
En ook niet over poëzie. Leuk hoor, gastbloggen, maar om er nou voor te betálen…. Nee, vandaag wil ik een oncontroversieel relaxed freewheelonderwerp. Daarjuist mijn wekelijkse Chi Neng Qigong-training bezocht en daar kom ik onveranderlijk zó ontspannen en welbevindenvervuld vandaan dat ik geen behoefte heb aan iets groots, aan onrechtbestrijding of bombardementen. Vandaag moet het klein. Vandaag moet het zacht en dromerig. Vandaag is het 60’s en “peace, man”, al zullen weinig bezoekers van dit blog iemand dat nog hebben horen zeggen.
Dat klinkt jointerig terwijl ik in mijn leven slechts één keer zo’n ding heb gerookt. In Amsterdam, dat spreekt, in het woonkamertje van een lange vriendin die tot jaren na haar jeugd op de jonge Brigitte Bardot leek terwijl haar stem grote gelijkenis met die van Martine Bijl vertoonde.
Later, in bed, voelde ik mij – nee, wás ik een zwarte rivier die, maanbeschenen, naar God weet waar stroomde. (Als ’t zou mogen, stonden hier de eerste twee regels van het gedicht ‘Melopee’ van de heel grote dichter Paul van Ostaijen, dat jullie, als je het niet kent, allemaal moeten gaan lezen. “Móeten?” Ja, móeten.) Een niet onaangename ervaring, maar aan mijn lijf geen rokerij die mij in water verandert. Voor hetzelfde geld word je de volgende keer een sloot met een dood beest erin.
Zeg ik omdat ik laatst langs een sloot wandelde waarin de een of andere asociale
randdebiel vijf vuilniszakken had gedumpt. Daar hebben ze ook hier een handje van. Vanmorgen nog. Bij de toegang tot een bijna de horizon voorbij tarweveld had iemand een kast neergeflikkerd. Hij lag op zijn rug en er staken delen van ander grofvuil uit. Stoelpoten, metaalstrips.
Dat droppen van afval in de openbare ruimte – hier: op afgelegen, meestal mooie plekken –: ik maak me er wóedend over, maar wat ik, starend naar kasten, autobanden en vuilniszakken voorál voel: de hoogste vorm van onbegrip. Waaróm nou? Vanwege de paar rotcenten die je kwijt bent wanneer je je troep laat ophalen of naar de stort brengt? Maar je bezit wél een auto, groot genoeg om grofvuil in te vervoeren. Of een aanhangwagen. En geld voor de benzine benodigd om te rijden naar een plek ver van huizen.
Onbegrip en - wat is het woord? Intimidatie? Je smerigheid achterlaten op een plek van iedereen en de boodschap die daaruit spreekt: er gaat voor mij zó’n agressie vanuit, zó’n ontzagwekkende minachting voor en afkeer van iedereen op één na.
Maar ik liep dus langs die sloot, een sloot in een wijds landschap van wei en bos en jonge maïs. Stond stil en keek naar die vuilniszakken. Enkele waren opengebarsten.
Lege conservenblikjes, lege kartonverpakkingen. Ik stond stil en dacht en voelde en liep verder, maar Alyssa bleef staan, haar neus vlak boven het water. Ik dacht dat ze afval rook, iets wat een van de vuilniszakken was uitgestulpt. Ik riep haar, maar ze kwam niet en ik liep terug. Onder haar neus zag ik, vlak onder de waterspiegel, er bijna tegenaan, de rug van een dier, zo’n halve meter lang, onbehaard. Jong varken.
De dichtstbijzijnde varkens wonen vijf kilometer verderop.
Vandaag wil ik een oncontroversieel relaxed freewheelonderwerp.