Toonstra (door Kees)
Ik beleefde een optreden van de jonge Groninger cabaretier Anne Jan Toonstra, zie foto. Tegen het einde ervan maakte hij een aantal ‘moslimgrappen’ in de vorm van fragmenten van Hollandse liedjes die hij, “in het kader van de multiculturele samenleving”, een ‘Islamitische’ draai had gegeven.
Sommige vond ik goedmoedig. Door André van Duins ‘Er staat een paard in de gang (bij buurvrouw Jansen)’ te parodiëren met ‘Er staat een schaap in de gang (dat gaan we slachten)’, jaag je, lijkt mij, zelfs de meest lichtgeraakte moslimterrorist niet tegen je in het harnas.
Andere grappen/liedstukjes waren pittiger, met name die over vrouwenbesnijdenis.
Zo zingen moslims, aldus Toonstra, na zo’n ingreep (“met een nagelschaartje”) niet
“lang zal ze leven, lang zal ze leven”, maar “lang zal ze lijden, lang zal ze lijden”. Harde grap, net als die over hongerende kinderen in oorlogsgebieden (een 13-jarig meisje dat zich, om eten te kunnen kopen, prostitueert, is geen ‘War Child’ maar een ‘Whore Child’) of die over slokdarmkanker (“ik kreeg er een brok van in mijn keel”).
Wanneer ik het zo opschrijf, is het smakelozer dan in de context van de voorstelling,
tijdens welke ik verschillende keren hard heb gelachen, en hoewel hij volgens mij nog veel moet leren (pas wanneer je iemand slecht ziet timen, begrijp je waarom grote podiumkunstenaars het zo vaak over timing hebben) en zwaar op enkele Hollandse meesters leunt, lijkt Anne Jan Toonstra (26) mij een talent met mooie toekomst.
Maar het gaat hier niet zozeer over Toonstra als wel over de gehoofddoekte mevrouw die, naar aanleiding van ‘moslimgrappen’ voornoemd, de zaal verliet - overigens niet demonstratief, maar onopvallend en waardig – en weer minder over die mevrouw dan over de vragen die haar vertrek in mij opriep. Na afloop van de voorstelling – waarvan Toonstra’s optreden een klein gedeelte vormde – sprak ik een man die de ‘moslimgrappen’ “ongepast” vond. Tegenover die mening plaatste ik onder meer dat goede cabaretiers altijd grenzen opzoeken (al hoeven dat niet per definitie die van goede smaak te zijn), schrijvers als Hermans en Reve in de 50er en 60er jaren ook religieuze bevolkingsgroepen het schuim op de bek brachten, moslims autochtone Nederlanders net zo goed op de hak nemen en dat ik vind dat Toonstra mag zeggen wat-ie wil. Ik zei het en stond achter wat ik zei, maar wist dat ik, als ik aan die bar iemand had ontmoet die die stil protesterende mevrouw had beschimpt, met evenveel overtuiging iets anders had gezegd.