Macavity (door Kees)
Zo is er ál-tíjd wat.
Luister.
T.S. Eliots gedicht over Macavity las ik voor het eerst op 14 november 1988, in een prachtig naargeestig Londens low budget-hotelkamertje. Sindsdien wilde ik een kat met die naam.
Tussen 14 november 1988 en 2 juni jongstleden deelde ik mijn leven met zeven katten. Geen van hen heette Macavity. Hun namen waren Dader (†), Indiana Jones (†), Woempie(†), Lutje, Lobke, Bilbo (?) en Thorin (†).
Alle kwamen op jonge leeftijd bij mij zodat ik ze desgewenst alle zeven Macavity had kunnen noemen, maar een fatsoenlijk mens geeft een kat geen naam die hem of haar niet past. Ik adviseer zelfs katten helemáál geen naam te geven en ze zichzelf te laten benoemen. Dat doen katten.
Neem Indiana Jones, die zich eind jaren ’80 aandiende. Ik gaf haar een naam die haar niet paste. Hoe hij luidde, herinner ik me niet, maar het was geen naam voor de onbesuisde avonturier tot welke deze poes zich ontpopte. “Jij bent een echte Indiana Jones,” sprak ik, na haar weer eens uit een benarde positie te hebben bevrijd, en voila. Indiana Jones tot in de dood.
(“Ze leeft nog!” riep Dochter (5) omdat de wind de kattenharen bewoog en toen ik op het punt stond de aarde terug te scheppen, sprong ze in het graf. “Ze ligt niet goed.”)
Woempie, ook eind jaren ’80. Zelfde verhaal andersom. Kreeg een vergeten naam die haar zeldzaam lieve karakter op geen stukken na recht deed. Ze wilde - ze móest anders heten, maar hoe? “Hé vrouwtje,” begroette ik haar. God herinnert zich hoe ik via ‘woman’ Woempie vond. Woempie moest het zijn.
Da’s A.
B: Indiana Jones, Thorin en met name Dader neigden karakterologisch naar Macavity, maar Indiana was zwartwit, Thorin blauwgrijs en Dader zwart. Macavity is – Eliot laat er geen misverstand over bestaan – ‘ginger’. Daarbij waren Indiana Jones en Thorin poezen terwijl Macavity een kater is. Hoezeer ik ook naar een Macavity verlangde: ik wilde sterk zijn en geen concessies doen. Beter geen Macavity dan een pseudo. Uit respect voor de kat die een naam moest, voor Macavity en T.S. Eliot, én omdat ik wist ‘Macavity’ slechts éénmaal te zullen uitdelen. In dat opzicht verschil ik van een mijner Terschellinger oudooms, die zijn lange leven lang al zijn honden Max noemde.
Wachten behoort niet tot mijn sterke kanten, maar ik moet toegeven dat je er plezier van kunt hebben. Achterin april vroeg Oom mij telefonisch of wij niet een paar jonge katten wilden. Kennissen van hem hadden een nestje. Ja, dat wilden wij. Vriendin is gek op katten, ik houd tot in het oneindige méér van honden, maar vind katten in en om het huis wél plezierig, en als je zo woont als wij, komen muizenvangers van pas.
Jongstleden zaterdag haalden we ze op en – de Heer zij geloofd en geprezen –
een van de twee was ruimschoots voldoende ‘ginger’ om ‘Macavity’ te rechtvaardigen. Maar…. “De rode is een kater,” sprak Oom, die er in zijn hoogtijdagen, naast kippen, ganzen, eenden en marmotten, nooit minder dan zeven honden en 20 katten op na hield. Maar…. Haháááá. Thuis zette ik het tweetal op de badkamervloer. Hoe zwaar zouden ze zijn? Paar 100 gram? Hoe hoog? Een decimeter? Ik leidde Alyssa binnen. Tien keer zo hoog, 225 keer zo zwaar. De grootdeels witte wist niet hoe snel ze zich achter een stapel handdoeken moest verschansen, maar de rode bleef zitten, keek naar Alyssa’s kop (in haar plaats hadden wij een 18 meter hoge hond gezien), hief haar rechterpootje en blies. Ik wist genoeg. Macavity was gearriveerd.
Gisteravond begaf ik mij met Macavity, Wonder en Alyssa naar mijn dierenarts, Anton. Alyssa mankeerde niets, maar het is niet verkeerd een hond ook eens voor koek en knuffels naar de dierenarts te brengen. Én ik wilde haar wegen. (67,5 kilo.) Terwijl Anton Macavity en Wonder onderzocht, lag Alyssa naast de dierenartsassistente, die de koekjestrommel beheert. “Twee poesjes,” zei Anton.
“Nee,” zei ik, “die rode is een kater.” Anton keek opnieuw. “Ze zijn érg jong,” zei hij, “en dan is het niet altijd even makkelijk te zien, maar volgens mij is dit toch echt een poes.”
Zo is er ál-tíjd wat.
Maar het blíjft Macavity.
Eliot heeft zich vergist.
Kijk maar.
Macavity: The Mystery Cat
Macavity's a Mystery Cat: she's called the Hidden Paw -
For she's the master criminal who can defy the Law.
She's the bafflement of Scotland Yard, the Flying Squad's despair:
For when they reach the scene of crime - Macavity's not there!
Macavity, Macavity, there's no one like Macavity,
She's broken every human law, she breaks the law of gravity.
Her powers of levitation would make a fakir stare,
And when you reach the scene of crime - Macavity's not there!
You may seek her in the basement, you may look up in the air -
But I tell you once and once again, Macavity's not there!
Mcavity's a ginger cat, she's very tall and thin;
You would know her if you saw her, for her eyes are sunken in.
Her brow is deeply lined with thought, her head is highly domed;
Her coat is dusty from neglect, her whiskers are uncombed.
She sways her head from side to side, with movements like a snake;
And when you think she's half asleep, she's always wide awake.
Macavity, Macavity, there's no one like Macavity,
For she's a fiend in feline shape, a monster of depravity.
You may meet her in a by-street, you may see her in the square -
But when a crime's discovered, then Macavity's not there!
She's outwardly respectable. (They say she cheats at cards.)
And her footprints are not found in any file of Scotland Yard's.
And when the larder's looted, or the jewel-case is rifled,
Or when the milk is missing, or another Peke's been stifled,
Or the greenhouse glass is broken, and the trellis past repair -
Ay, there's the wonder of the thing! Macavity's not there!
And when the Foreign Office find a Treaty's gone astray,
Or the Admiralty lose some plans and drawings by the way,
There may be a scrap of paper in the hall or on the stair -
But it's useless to investigate - Mcavity's not there!
And when the loss has been disclosed, the Secret Service say:
`It must have been Macavity!' - but she's a mile away.
You'll be sure to find her resting, or a-licking of her thumbs,
Or engaged in doing complicated long-division sums.
Macavity, Macavity, there's no one like Macavity,
There never was a Cat of such deceitfulness and suavity.
She always has an alibi, and one or two to spare:
At whatever time the deed took place - MACAVITY WASN'T THERE!
And they say that all the Cats whose wicked deeds are widely known
(I might mention Mungojerrie, I might mention Griddlebone)
Are nothing more than agents for the Cat who all the time
Just controls their operations: the Cleopatra of Crime!