23 maart 2007

De sportschool (door Kristina)

Er is een sportschool bij me op de hoek. Vroeger als ik er langs fietste, keek ik even door de ruiten. Dan zag ik mensen die op een lopende band renden. Andere liepen op een machine. Ze bewogen hun benen en handen alsof ze in de lucht renden. Ze hadden allemaal een rode kop en ik vond ze zielig. Daar in zo’n kleine ruimte zonder buitenlucht, zich gek aan het zweten om een of ander koekje te verbranden, terwijl ze zichzelf in de spiegel bekeken. Ik was blij dat ik gewoon af en toe buiten rende of hiphopte, activiteiten waarbij ik glimlachend sprong en niet aan de koekjes in mijn buik dacht.

Een maand geleden kreeg ik een blessure in mijn achillespees. De fysio zei dat ik een tijdje lang niet meer zou kunnen springen. Toevallig gaf een vriendin mij een try-out kaart voor de sportschool bij mij op de hoek. Ik zag het programma en ik dacht te gaan yogaën of zoiets.

En toen begon het allemaal. Ik werd uitgenodigd voor een intakegesprek. Daar zei een grote meneer met brede schouders dat ik een te groot vetpercentage had. Hij schold me met nog wat andere slechte nummers uit waarover ik hier niet durf te vertellen. Ik kreeg een programma van oefeningen inclusief lopende band en nog andere grote machines waarop je heel ongemakkelijk moet zitten en gewichtjes optillen.

Een week lang deed ik zoals bevolen. Toch keek ik in de spiegel niet naar mezelf, maar naar de zijkanten waar zielige mensen met een rode kop het woord “vetverbranding” in de machine intoetsten.

Deze week kwam ik terug bij de meneer met de grote schouders. Tot mijn verbazing waren de gemene nummers precies hetzelfde. Toen heb ik tegen de meneer gezegd dat zijn programma niet deugde.
En dus werd het nog erger. Want hij vertelde mij dat hij weet dat als hij een bacardicola drinkt dat hij precies 45 minuten op de lopende band heeft weggegooid. Dat het zo werkt. En ik vond het zo’n ellende. Ik had die woorden nooit willen horen.
Nu sta ik elke dag op de lopende band, bekijk mezelf in de spiegel en voel me een zielig rond balletje dat loopt zonder vooruit te gaan.
Hoe meer ik aan de koekjes in mijn buik denk, hoe harder ik loop. En dan heb ik zo’n rode zwetende kop.
Als ik naar buiten kijk, ben ik bang dat de voorbijgangers denken dat ik zielig ben. Maar stiekem weet ik zeker dat hun nummers nog slechter dan de mijne zijn en dat hun buiken vol nooit verbrande koekjes zitten en dat ze een neiging tot ziektes hebben zoals cholesterol, diabetes en nog erger.

En dan glimlach ik voorzichtig tegen mijn beeld in de spiegel.