07 maart 2007

Volksliedjes (door Jaak)

Ooit, lang geleden, was ik in Bern in Zwitserland. Op een boekenmarkt kocht ik, voor geen geld, Von Rosen ein Krentzelein, Alte Deutsche Volkslieder. Een klein, zwart liedjesboek.
Mij viel op dat veel van de teksten sprekend leken op het Limburgs dialect dat ik sprak.
‘Niet verbazend’, zei een vriend, ‘je weet toch dat je je met jouw Limburgs half Duitsland door verstaanbaar kan maken?'
Hij gaf het voorbeeld van de Vlaamse schrijver Gerard Walschap die een meisje van Maaseik trouwde. Ze zouden met een aantal vrienden, dialect sprekend, de grens over trekken, en ja: tot ver achter Keulen voerden ze hartelijke gesprekken met Duitse cafégangers en passanten.

Omdat schrijven muziek is, en ritme, grijp ik vaak naar dit boekje terug. Bijvoorbeeld als ik met een writersblock zit en geen kant meer opkan. Of als ik een bepaalde toon te pakken wil krijgen.

Altijd weer kom ik uit bij ‘TRAUM’, - vooral bij de laatste zin van dit vragend-droevig lied:

Ich hab die Nacht geträumet
Wohl einen schweren Traum;
Es wuchs in meinem Garten
Ein Rosmarienbaum.

Ein Kirchhof war der Garten,
Ein Blumenbeet das Grab,
Und von dem grünnen Baume
Fiel Kron und Blüte ab.

Die Blüten tät ich sammeln
In einem godnen Krug;
Der fiel mir aus den Händen,
Dass er in Stücken schlug.

Draus sah ich Perlen rinnen
Und Tröpflein rosenrot.
Was mag der Traum bedeuten?
Ach Liebster, bist du tot?


Meer heeft een kinderboekenschrijver soms niet nodig om een verhaal te schrijven dat verder niks met deze ‘Traum’ te maken heeft.