11 maart 2007

Inspiratie 2 (door Jaak)

Of kinderen op de man af vragen waar een schrijver zijn inspiratie vandaan haalt? Ja, dat doen ze. En ook in vele variaties: hoe weet je waarover je gaat schrijven? Hoe begin je aan een verhaal? Ga je op reis om te kunnen schrijven? Zou je over onze klas een boek kunnen schrijven? Of gewoon dus, al dan niet ingefluisterd door de juf: “Waar haal je je inspiratie vandaan?”

Ik schreef dat ik op zo een vraag nooit een goed antwoord had. Dat klopt niet helemaal. Soms weet ik het wél. Bijvoorbeeld toen ik ‘Een muur van hitte’ schreef, over een jongetje dat vreselijk bang was omdat zijn vader vaak stomdronken thuiskwam. Dat verhaal hoorde ik, als journalist, op een studiedag over alcoholisme. Eerst kwamen de ouders aan het woord, daarna hun kinderen. Wat het jongetje vertelde klonk hartverscheurend. Wat hij zei staat niet in het boek; wel de paniek achter zijn woorden, zijn angsten, twijfels, en hoe blij hij was als zijn papa niét had gedronken.

Ik bedoel: soms is er een rechtstreekse aanleiding voor een verhaal. Soms gaat het indirect.
Connie Palmen vertelt in Vrij Nederland van 3 maart over haar nieuwe boek Lucifer. Ze zegt tegen de interviewer: “Hans vertelt, over Peter, Marina, hoe aardig ze was, die val. Ik luister en zeg: dit is mijn roman”.
Hans is Van Mierlo, Peter is Schat en Marina diens vrouw die uit het raam gevallen/geduwd is. Connie Palmen zegt: “Dat was het moment waarop Lucifer geboren werd.”
Het boek was er, - het moest alleen nog worden geschreven.

Inspiratie blijft een duur woord, voor wat soms zomaar komt aanwaaien, of verborgen zit in een krantenstuk, een interview, in de klank van een stem, of een stukje afgeluisterde dialoog op de tram.
Soms blijkt één regel of één alinea genoeg om het hele schrijfproces op gang te brengen. Bijvoorbeeld: ”De zomer waarin Michiel Rasby tien jaar oud was, was er een van problemen. Overdag maakten zijn ouders ruzie met elkaar, ’s nachts hoorde hij hen luid fluisteren. Ook zoemde beneden de wc en wilde daar niet mee ophouden…”

Zo begint het boek Eindelijk Michiel van Patricia MacLachlan, auteur van zowat mijn liefste boek dat Lieve, lange Sarah heet.