09 november 2006

GEKLUS

Ik ben niet handig. Eigenlijk kan ik niks op klusgebied. De enige manier waarop ik soms toch iets gedaan krijg is door van tevoren goed na te denken over wat ik moet doen - om als het ware de stapjes kleiner te maken (eerst dit, dan dat en dan dat), door alles wat ik nodig heb in volgorde klaar te leggen en door met mijn hoofd mijn handen opdrachten te geven.
Als dat dan lukt ben ik euforisch tevreden.

Een mooi stukje hierover las ik in het prachtige boek PAARDEN STELEN van de Noorse auteur Per Petterson (het is uitgegeven bij De Geus, lees het, want als Petterson Amerikaan was geweest had hij de Pulitzerprijs gekregen. Het is een boek als een haardvuur, als een strakblauwe lucht, als een dreigend onweer ook):

Wat ik doe en wat ik nooit iemand heb verteld: elke keer als ik buiten mijn dagelijkse bezigheden om een praktische klus heb, sluit ik mijn ogen en dan stel ik me voor hoe mijn vader het zou hebben gedaan of hoe ik het hem werkelijk heb zien doen, en dan doe ik dat na tot ik het juiste ritme heb (...) alsof het geheim in de houding van het lichaam ligt ten opzichte van wat er moet gebeuren (...) en in de logica die in elke opgave besloten ligt: eerst dit en dan dat, een samenhang die in elk stuk werk verankerd ligt, ja, alsof die bezigheid al kant-en-klaar existeert en het lichaam door zijn bewegingen een sluier opzij moet trekken zodat alles begrijpelijk wordt voor degene die toekijkt. En degene die toekijkt ben ik, en de man die ik voor me zie en wiens bewegingen begrijpelijk worden, is iemand van begin veertig, zoals mijn vader was de laatste keer dat ik hem zag, toen ik vijftien was en hij voor altijd uit mijn leven verdween.