Uitreiking Ludo Abbink Award 2006 (Kees)
Op 28 oktober jongstleden schreef mijn eminente gastblogvoorganger, Ludo Abbink, een verhaalafmaakwedstrijd uit, die ik, zij het als enige deelnemer, glansrijk won. Zondagavond ontving ik mijn prijs: een zo-veel-gangen-als-je-maar-wilt-diner, plus drank naar behoefte, in het Italiaanse restaurant ‘Da Vinci’, Groningen.
Zoals de oplettende bloglezer zich herinnert, bestond mijn prijs eígenlijk uit een zo-veel-gangen-als-je-maar-wilt-diner, plus drank naar behoefte, in een uitspanning te Visvliet, maar om diverse redenen kwam Stad betrokkenen beter uit.
Bibi Dumon Tak – nadere introductie overbodig – at met ons mee, zij het wél op eigen kosten: - daar heb ik scherp op toegezien. Dat ze zich mijn avond met L.A. had binnengesneakt, was tot daar aan toe, hém wilde ik nog wel delen – een béétje –, maar ik was vastbesloten haar zich van mijn prijs geen olijf, broodflard of slablad te laten toe-eigenen.
Egoïstisch? Há! Mag ik er op wijzen dat de Ludo Abbink Award 2006 de twééde literaire prijs is die mij tot op heden werd toegekend? De eerste was een boekenbon t.w.v. van 25 gulden, die mij in 1983 ten deel viel naar aanleiding van een gedicht dat ik had ingezonden ter deelname aan een door het Nieuwsblad van het Noorden uitgeschreven gedichtenschrijfwedstrijd met als thema ‘lente’. Dat veelgelauwerde types als Vendel, Lieshout en Tak zelf, die, in hun respectieve woonvertrekken, door griffels wáden, zich in dezen meer coulant zouden hebben opgesteld, kan ik mij indenken, maar ík at zondag met mijn arm rond het bord.
Bibi had haar vriendin Sien meegenomen: een voornamelijk donkerharige schoonheid, die, nét toen ik durfde denken dat haar belangstelling voor mij oprecht was, een ‘teaser’ bleek. Jammer.
Ludo, daarentegen, bleek te deugen. Een hardloper: je vreest het ergste, maar de man zoop als een krijger, rookte als Merapi en verveelde ons Godlof niet met banale - fijnzinnige literatoren als BDT en ondergetekende volstrekt niet interesserende - bouwvakkeronderwerpen als auto’s of voetbal. Van alle mensen die ik ken, is Edward van de Vendel de enige tegen wie ik zonder terughoudendheid “jouw vrienden zijn mijn vrienden” zou durven zeggen.
Lekker eten, goede wijn, vertederende bediening. De adremme, op waterpolo gebouwde en gekapte serveerster – om met Rijk de Gooijer te spreken: “een vrouw met wie je paarden kunt gaan stelen” -: “Wilt u nog koffie? Want als u geen koffie meer wilt, ga ik het apparaat vast schoonmaken. Ik heb morgen tentamen.”
Wij betraden Da Vinci omstreeks 19:30, verlieten het pand tegen 23:15. In deze spanne tijds bespraken wij: het aandeel van de PvdA in de teloorgang van het Nederlands onderwijs (nóóit meer een socialistische onderwijsminister- of staatssecretaris), de kwaliteit van de Nederlandse jeugdpoëzierecensenten (deze gedachtewisseling duurde de inhoud van een halfvol borrelglas), de zinloosheid van Groen Links (Femke Halsema is de vleeswording van de uitdrukking ‘van twee walletjes eten’), het steeds verder opkruipend decolleté van Caroline Tensen (tot mijn ergernis bleek dit onderwerp mijn disgenoten niet te boeien), de invloed van de Portugese fado op jonge Amerikaanse singer/songwriters (lastig te bepalen), de prijs van rode wijn (alleszins redelijk), het nooit eens dóórvragen van alle Nederlandse interviewers na Meijer en Van Gogh (ik beken gedurende minstens een minuut “laf-fe hon-den” te hebben gescandeerd, hetgeen door de overige restaurantgasten, alsook het bedienend personeel, naar verluidt niet op prijs werd gesteld), de voor boekenkasten meest geschikte kleur (bruin(ig)), de ingrediënten voor een écht Hollandse erwtensoep (selderij is es-sen-ti-eel) en, natuurlijk, het vak van bodyguard, dat ondergetekende – meer dan enig ander - pást.
Of het goed is dat we vóór twaalven uiteen gingen, valt te bezien, maar het was een mooie avond.