Moord (Kees)
Vandaag is het twee jaar en drie dagen geleden dat Mohammed Bouyeri Theo van Gogh vermoordde, al is “vermoordde” in onderhavig geval bijkans een eufemisme. Moord is, voor mij, te allen tijde adembenemend en ontregelend gruwelijk, wat niet wil zeggen dat ik alle moordmanieren op eenzelfde wijze ervaar.
De man die van zijn ernstig depressieve echtgenote afwilde en daartoe iedere week een centimeter van de woonkamermeubelpoten afzaagde, met als gevolg dat zijn dus al psychezieke vrouw, ervan overtuigd onomkeerbaar op krankzinnigheid aan te koersen, 60 antidepressiepillen en 40 bijeen gespaarde slaaptabletten middels 0,7 liter wodka haar maag in spoelde. Of de Amerikaan die op de dakrand van een flatgebouw ging staan om zijn vrouw haar minnaar – naar eerstgenoemde had ontdekt: een politiebeambte, gespecialiseerd in het benaderen en ‘ompraten’ van bijna-zelfmoordenaars – met zich naar de dood te trekken. Da's andere, eveneens huiveringwekkende, maar beduidend subtielere koek dan Bouyeri’s spervuur en – mijn ultieme walg en weerzin bewerkstelligende – genadeloos gesteek.
Zoals ik me herinner waar en hoe ik voor het eerst van de dood van onder anderen Kennedy, Ruis, Diana, Hazes en Fortuyn vernam, alsook van ’11 september’ 2001, weet ik nog op welke locatie ik van Van Goghs afslachting in kennis werd gesteld.
Kennedy: Midsland-Noord, mijn grootouders’ woonkamer, een gele of vergeelde transistorradio; wie Kennedy is, weet ik niet, maar mijn opa en oma’s ongeloof, verbijstering en – volgens mij – verdriet trekken mijn schouders bijeen en duwen mijn hoofd naar de vloer.
Ruis: Groningen, woonkamer, NRC; wanneer ik, daarjuist teruggekeerd uit Schotland, de vakantiepost en –kranten doorneem, zie ik Ruis’ doodsbericht, hetgeen mij voor weken uit het veld slaat.
Diana: Groningen, mijn bed, P.; zij heeft ‘het’ radiogehoord of televisiegezien en wekt mij, waarna ik uren achtereen temidden van slapende honden op het linoleum voor de tv zit.
Fortuyn: Harkstede, de bijkeuken, L.; ik laad de vaatwasmachine in of uit en na te zijn geïnformeerd, spreek ook ik: “Als het maar geen Marokkaan is.”
WTC: Harkstede, de keuken, weer L.; ik wok, zij komt thuis en vraagt: “Heb je het nieuws gehoord? Amerika wordt aangevallen.”
Hazes: Hoogezand, Albert Heijn, C.: ik loop over het parkeerterrein naast de supermarkt en lees de sms-tekst “En nu is Hazes ook nog dood”.
Van Gogh: sms-je van een ‘Amsterdamse’ vriendin, de romanschrijfster en eerlang als dichteres debuterende S., luidende: “Ik ben geschokt door de moord op Theo van Gogh”. Locatie van ontvangst: het parkeerterrein naast het Albert Heijn-filiaal in het van God verlaten – waarschijnlijker: nooit door Hem bezochte - Hoogezand.