08 maart 2007

MEER BEGINZINNEN

Om het grote gelijk van Jaak en het grote genie van Biegel te bewijzen typ ik hier nog wat méér prachtige Biegel-beginzinnen:

De rover Hoepsika had geen moeder meer. Daar moest hij wel eens om huilen - als rover - want toen zijn moeder nog leefde, was hij een braaf jongetje.
(DE ROVER HOEPSIKA)

Hij was pas elf jaar oud, maar toch hadden ze hem gekozen. Want hij hield het langer uit dan de anderen, rechtopstaand met blote voeten in de sneeuw.
(WEGLOOP)

Tim wou niet naar zee. Al zijn broers waren zeeman en al zijn zusters waren zeevrouw, maar Tim wou niet.
(JUTTERTJE TIM)

Zijn vader was de vuurtorenwachter van het dorp en daarom werd Keesje door iedereen Hoog-Keesje genoemd.
(HET EILAND DAARGINDS)

Ik heb dit verhaal nog nooit aan iemand durven vertellen, zeker niet aan mijn broer die me weer zou uitlachen, maar nu moet ik toch opschrijven wat er destijds allemaal is gebeurd, met het risico dat ook hij het onder ogen krijgt.
(DE SOLDATENMAKER)

Lang, lang geleden toen alle schepen nog zeilen hadden, leefden er twee kinderen met hun vader en hun moeder aan de rand van een groot bos.
Doenja en Jorkos heetten die kinderen. Doenja was het zusje van Jorkos, en Jorkos was het broertje van Doenja, en hun vader was houthakker.
(DE ZEVEN VEREN VAN DE PAPEGAAI)

Haas nitzelde en neusde aan de klaver en de kinderen van haas deden haar na.
(HAAS 2)

etc etc!