17 maart 2007

Vlaamse zangers (door Jaak)

Charles Trenet en Georges Brassens, plus al die Michels van Edward, - allemaal goed en wel, maar vandaag toch ook iets over de zangers die Vlaanderen rijk is.

Het begon destijds met “kleinkunstenaars" als Hugo Raspoet, Kor Van der Goten, Jef Vanuytsel, de vroeg overleden Wim De Craene, Miel Cools en anderen. Ze werden allen in een mum van tijd zéér populair. De term kleinkunst klonk toen nog fris en cultureel verantwoord - later werd hij (bij ons althans) haast een scheldwoord.

Toch horen een niet gering aantal zangers-van-nu ook onder die noemer.
Johan Verminnen bijvoorbeeld, en Kris De Bruyne, Willem Vermandere, Will Ferdy, enzovoort. Weinigen onder hen kregen in Nederland enige bekendheid, Raymond van het Groenewoud en Miel Cools uitgezonderd, deze laatste vooral toen hij scheep ging met tekstschrijvers als Ernst van Altena, Ed Leeflang en Willem Wilmink.

Ik betreur het zeer dat een zanger als Jan De Wilde over de grote rivieren een nobele onbekende is. Wat een talent is dat, en wat een songsmid! Toch schreef hij zijn sterkste nummers niet zelf. Lieven Tavernier tekent voor de tekst van monumentale liedjes als ‘Eerste sneeuw’, ‘De Karavaan’ en vooral: ‘De fanfare van honger en dorst.’ Al wie in Vlaanderen en Nederland van chansons houdt, moét dit nummer (leren) kennen:

We liepen in Gent rond, we waren met zessen,
we kwamen van nergens, gingen nergens naartoe,
vanaf de terrassen, in de koffiehuizen
bekeken we de mensen en hun drukke gedoe.
We liepen met ons hoofd in de wolken
en werden dan wakker met honger en dorst
en iedereen riep: kijk daar loopt de fanfare,
de fanfare van honger en dorst.

We hadden geen geld om eten te kopen
maar we siten voor alles het beste adres,
mosselen bij Leentje en frieten bij Helga
en Annie bewaarde voor ons wel een fles.
En iedere nacht, nog net voor het slapen,
de laatste vijf frank in Eddies juke box
“A hards rain’s gonna fall”, we zongen ’t allemaal samen,
de fanfare van honger en dorst.

En kwam er een vrouw die een van ons meenam
dan namen we afscheid en zegden vaarwel,
de fanfare trok verder met minder leden,
de toon in mineur, we begrepen het wel.
Maar er was nooit een vrouw die mooier kon zingen
dan onze fanfare van honger en dorst
en het duurde nooit lang of we waren weer samen
met de fanfare van honger en dorst.

Wie van ons had ooit durven denken
dat iedereen van ons voorgoed weg zou gaan,
we hebben toen zelf de fanfare ontbonden,
we hebben als iedereen de prijs zwaar betaald.
De prijs van de vrijheid: in ruil voor wat centen,
een baan bij de bank, een auto, een kind,
maar ergens in de stad zingt een nieuwe fanfare,
een nieuwe fanfare van honger en dorst
een nieuwe fanfare van honger en dorst.

Sorry voor deze wel heel lange tekst, maar ik kan hem toch niet doormidden hakken. Ik heb dan nog geen woord gezegd over de allergrootste onder de Vlaamse zangers: Wannes Van de Velde.
Wordt dus vervolgd.