03 januari 2007

Mijn vader deel 1 (door Bibi)

In mijn aankondiging schreef ik dat ik een stuk of drie keer over mijn vader zou schrijven. Ik weet niet of ik dat echt ga doen, maar een keer moet, want gezegd is gezegd.
Goed, daar gaan we dan.
Ik schreef al dat hij het toch niet zou lezen want de computer zou zijn handen niet overleven. Dit gezegd hebbende is het dus een wonder dat ik zijn opvoeding wel heb overleefd. Als je al van opvoeding kunt spreken. Opgroeien in de buurt van mijn vader deed je met gevaar voor eigen leven. Het was een echte survival. Maar ik heb het gered.
Het was een paar keer kantje boord. Telkens ging het gierend door de bocht (waarbij een keer letterlijk) maar hij wist toch steeds op tijd weer te remmen.
De thermometer hierboven vormde de eerste echte beproeving. Al zat mijn moeder al veel eerder met me in het ziekenhuis omdat mijn vader me net na de geboorte aan een arm uit de wieg had getild. Niet met opzet, god nee, maar net zoals hij niet weet hoe hij een computer aan en uit moet zetten, zo wist hij ook niets van baby's af. De arm lag uit de kom maar zat er weldra weer in. No spang.
Mijn vader spaarde alles. Vooral messen, geweren, helmen en patroonhulzen waren favoriet. Maar toen de thermometer (na wild gebruik waarschijnlijk) brak had hij zijn ultieme verzamelobject gevonden: kwik. Hij spaarde kwik in een flesje omdat dat zo leuk bewoog. Dat flesje bewaarde hij bovenop zijn nachtkastje, altijd paraat. De gameboy avant avant avant la lettre.
Nou ja, en toen kwam ik, draaide het dopje van het flesje en klokte het zo achterover. Sirene, ziekenhuis, bijna dood.
Daarna bleef het een tijdje rustig. Dat kwam waarschijnlijk ook omdat mijn moeder bij hem wegliep. Maar wat waren de weekenden bij hem spannend.
Alles mocht. Alles. En dat was bijna weer mijn dood. Ik was rolschaatsfanaat. Echt fanaat. En toen kreeg ik een geweldig idee. Ik vroeg aan mijn vader of ik achter zijn auto mocht hangen. Tuurlijk mocht dat. Hij ging toch boodschappen doen.
Hij trok op en weldra vergat hij waarschijnlijk dat er een kind achteraan zijn bumper hing. Ik riep nog dat het zo wel goed was. Maar hij schakelde naar zijn twee, naar zijn drie. Ik liet los. Ging op mijn wieltjes harder dan Wennemars, en bleef overeind. Mijn vader keek niet eens om. Een uur later was hij weer thuis. En vroeg alleen of het leuk was geweest.
Voor de rest viel het mee. Dat wil zeggen, mijn zusje viel door zijn toedoen een keer door een luik per ongeluk drie meter naar beneden. De schildpad Moos werd in de tuin gekliefd door zijn spade. Er zijn vele fietsen en auto's aan gort gereden. Zijn huis heeft hij een paar keer per ongeluk in de fik gezet. Ieder jaar staat er op zijn verlanglijstje: wijnglazen, koffiekoppen, een asbak. Alles op straat krijgt bij hem een tweede leven. Ook voedsel. Dus mijn maag is goed getraind. Andere kinderen waren ziek geworden, maar de sinaasappels die op het strand waren aangespoeld kregen wij uitgeperst bij het ontbijt. En als we zeiden dat het heel vies smaakte dan noemde hij ons watjes. En dat was de grootste belediging die er bestond.
De uitdaging was voor mij dus om mijn vader bezorgd te krijgen. Dat is nooit gelukt. Ook niet toen ik ondersteboven aan een tak ging hangen tien meter boven de grond. 'Ik laat mijn handen los hoor,' riep ik. Je doet maar, zei hij. Nu doe ik geen moeite meer. Het lukt toch niet.
Dit was het het weer voor vandaag. Tot morgen.