INHOUDSLOOS
Ik zat drie uur in de trein. Ik las en dacht, maar veel soeps was het niet. Daarom hier twee keer iets inhoudsloos':
1.
De trein is een van de enige plekken waar je, behalve thuis naast je partner, mensen live kunt zien slapen. Gewone mensen. Slimme zakenlieden. Hippe meisjes. Geslaagde zeventwintigers. Chique dames zonder hondjes.
Het is fascinerend. Slapers kunnen hun kaken niet controleren en dus zakken die kaken in de standen die de tandarts hen niet adviseert. Ik heb geteld: drie overbeten en één onderbeet. Plus twee keer een sliertje spuug.
(O, hoe kan het nou toch dat je bij het bekijken van slapers altijd denkt aan wakkerkussen? Een rottig sprookjesoverblijfsel. Als ze wakker worden zijn die mensen heus niet bezoenswaardig.)
2.
Er bestaan lieden die bruine boterhammetjes met kaas meenemen, in een zakje. In de trein naar Parijs. En die dat zakje dan opvouwen en terugstoppen in hun jaszak.
Waarna ze gaan kauwen. Monotoon kauwen, rechtstandig, want ze hebben een snor, en misschien een overbeet. En het duurt en het duurt, en het kauwen overstroomt de hele, diep gegeneerde coupé. En dan beginnen die zakjes-eters ook nog eens zachtjes te snuiven. Want ze hebben neushaar.
Ik ben raar en inhoudsloos, ik weet het, maar ik wil zo iemand meppen. Altijd. Recht met de vuist vooruit.
Let wel, ik heb het nog nooit gedaan. Ik heb zelfs nog vrijwel nooit gevochten. Maar toch: mepneigingen.
Mijn excuses.