bursitis infra patellaris oftewel … (door Frank)
Gisteravond heb ik voor het eerst in twee maanden weer echt getraind. Het was al lang aan het borrelen vanbinnen, maar ik mocht nog niet van mezelf. Eerst moest ik mijn kuur afmaken en rust houden. Ik had een bursitis infra patellaris. Daar was ik best trots op tot ik hoorde wat het was: een slijmbeursontsteking bij mijn knieschijf. Het zwelt en het kan pijn doen.
Zo’n bursitis infra patellaris – nu ik die term ken zal ik hem gebruiken ook – komt vooral voor bij mensen die veel tijd op hun knieen doorbrengen en heeft twee bijnamen: nonnenknie of dienstertjesknie. Daar sta je dan met al je rugbyverhalen. Heb je nonnenknieen.
Eerder al scheurde ik in allebei mijn pinken de peesjes die bovenlangs lopen. Het peesje aan de onderkant kan dan vrij trekken en je vingertopje blijft onder een hoek staan. Het klinkt heel naar, maar het doet geen pijn en je mag zes weken met je vinger in een heel interessant kokertje lopen. Dat noemen ze malletvingers, vernoemd naar de mallet: een hele grote hamer.
De blessures zijn natuurlijk naar, maar die namen! Ik kende altijd alleen de tenniselleboog en de muisarm. En dat klinkt niet erg bijzonder. Ik zal het er niet om doen, maar het zou een mooie reden zijn om meer blessures op te lopen. Er moeten nog veel meer van die gekke namen zijn. Wie kent er nog mooie aandoeningen?
Intussen zit ik hier met een pak ijs op mijn kniehard te hopen dat het snel herstelt. Want het voelde wel weer erg fijn gister.