11 mei 2007

Geurtjes (door Frank)

Rugby kun je ruiken. Rugby is een combinatie van natte handdoek, zweet, gras en modder. En dat heeft dan allemaal net iets te lang in een dichte sporttas gezeten. Voetballers of hockeyers zullen die geur herkennen. Net zoals er in de gangen naar kleedkamers vaak een walm van tijgerbalsem hangt. Die begint zo’n vijf minuten voor de spelers de kleedkamer uit komen en verspreidt zich langzaam en steeds dunner door het gebouw.

Een enkele keer gaat er na de vakantie een tas open en komen de ongewassen kleren van maanden terug de eigenaar tegemoet. Dat zijn mooie vervelende momenten. Die kleren worden altijd gewoon aangetrokken, want je hebt nou eenmaal niks anders bij je. Naar is ook als je een sportbroekje aan moet van een week eerder toen het zo regende tijdens de wedstrijd en het hele veld modderig werd.
Soms zien teams er al prachtig uit voor de aftrap.


Over modder gesproken. Een modderfoto is uitgeroepen tot beste rugbyfoto van het jaar. Hij heet ‘Mud, glorious mud.’ en is genomen door Morgan Treacy.

Maar terug naar de luchtjes.

Als ik van huis ging om naar de middelbare school te fietsen merkte ik meestal niks. De lucht was gewoon de lucht en viel niet op. Maar een enkele keer stond de wind goed en dan waren er twee geuren mogelijk. De ene was die van suikerbiscuitjes. Ik heb nog steeds geen idee waar die vandaan komt, maar soms ruikt het in Nieuwegein overduidelijk naar suikerbiscuitjes.
En er was de Put van Weber. Een recreatieplas net aan de andere kant van de snelweg, bij Ijselstein. Ooit was het een vuilstort waar ze onder andere ziekenhuisafval achterlieten. Later is daar zand en water overheen gegooid en kon je er zwemmen. Je moest drie keer je zwembroek wassen om de geur van het water eruit te krijgen, maar wisten wij veel.
Inmiddels is het water afgekeurd. Terecht waarschijnlijk. Bij verkeerde wind was er rotte-eierensmog als ik naar school ging.

Of bij mijn vorige huis. Als ik weg was geweest en te laat op Utrecht Centraal terug kwam gingen er geen bussen meer en dan moest ik soms lopen. Dat was drie kwartier en zo laat in de nacht is de lucht lekker koud en fris. Het grootste deel van de route ging langs het water, maar als ik laat genoeg was nam ik een omweg. Dan werd er al gewerkt in de bakkerij en meestal stonden dan de deuren open. Ik was er tien minuten langer voor onderweg, maar dat was het helemaal waard.