04 mei 2007

Nachttrein (door Frank)

Soms wil ik op reis en kan dat niet.


Het is vroeg en wolkenloos. Langs het raam schuiven gepleisterde flatgebouwen. Soms kijk ik lange straten in. Er hangt nog dat waas van ochtendmist. Over een slapende Franse voorstad, ergens op de meest directe lijn naar je toe.

Het enige geluid in de coupé is zachte slaapadem. De wielen op de rails hoor ik allang niet meer. De mensen hier zijn in ongemakkelijke houdingen in slaap gevallen. Over een paar uur zullen ze zich stijf uitrekken, morrend over hun nekken, hun ruggen, hun spieren, maar ze klagen niet lang. Ze weten dat het erbij hoort, het zal een mooie dag zijn en zonder iets te doen zijn ze duizend kilometer verder gekomen.
Ik heb niet geslapen. Ik kon het niet. Naast het raam heb ik het donker zien worden, mijn spiegelbeeld ontstond steeds scherper omlijnd in de ruit. Toen de laatste leeslichtjes werden uitgeknipt keek ik naar verlichte ramen in de verte en de silhouetten van bomen. We kwamen door steden waar kroegen open waren en mensen door de straten liepen. Ze hadden er geen idee van dat ik hier zit en naar je op weg ben. Voor hen is het een gewone dag. Ze hadden hard gewerkt en gingen een biertje pakken.
Ik stelde me voor hoe het moest zijn om daar te leven.

Later lag ik met mijn hoofd tegen de wand. Ik had mijn ogen dicht en hield me voor dat ik vanzelf in slaap zou vallen als ik ze maar dichthield. Dat zou de natuurlijke reactie van mijn lichaam zijn op het donker, zoals papegaaien gaan slapen als je een doek over de kooi legt. Mijn hoofd trilde van de beweging van de trein en als ik mijn kaken niet stevig op elkaar hield liet dat me klappertanden. Ik wist zeker dat we nooit aan zouden komen. De anderen zouden blijven slapen en het zou donkere nacht blijven, zonder maan of sterren. Dit was geen trein, dit was een stil moment, voor eeuwig uitgerekt over de tijd en ik zat erin vast.
De anderen sliepen. Ze merkten er niks van. Voor hen liep de tijd zoals hij hoorde te lopen. Ze zouden wakker worden en doorleven. Misschien nog even hun schouders ophalen als ze me zagen liggen met mijn ogen dicht en grappen maken dat ik mijn station zou missen als ik niet wakker werd. Bij stations stappen ze uit en ik zou doorreizen en ergens op een rangeerterrein achtergelaten worden.

Natuurlijk heb ik wel iets geslapen. Niet lang en niet diep, maar de trein stond ineens met een schokje stil en ik schoot wakker. Nachtelijke stop bij een klein stationnetje. De conducteurs stapten uit. Ze rookten sigaretten en dronken halve liters bier op het perron. Soms lachten ze hard. Ik kon hun rook ruiken in de dunne nachtlucht.
Een typisch forenzenstation was het. In de vroege ochtend zou het hier vol staan met blauwgrijszwarte pakken, hoge hakken en tassen vol papieren. Het zou er naar kranteninkt, aftershave en koffie ruiken. En aan het eind van de dag diezelfde mensen, als ze naar huis gaan, naar de appartementencomplexen rond het station. Ik kon de felle verlichting zien bij de ingangen en de buitenlampen op de balkons.
Ik liep heen en weer op het perron, blies wolkjes in de koude lucht en bekeek reclameborden die ik niet kon lezen. Heel in de verte was de lucht al licht.

Zojuist kwam de zon op achter een bos. De bomen kregen een gloed en lange schaduwen. Als ik mijn ogen dichtkneep zag ik de silhouetten. Denk je eens in hoe stil het er is als de trein voorbij is. De stilte waarin er nog niks is, maar alles schuifelt al een beetje, vlak voor het begin. Hooguit een paar vogels in een boom die je hoort.

Nu rijden we door een stad die nog slaapt. Mensen staan niet met de zon op, alle gordijnen zijn nog dicht. Er is nauwelijks verkeer. Dit is nog niet jouw stad.
Lig je nu in bed de minuten mee te tellen met de rode streepjes op de wekker, omdat je weet dat het onzin is om eerder op te staan? Dat de trein daar niet eerder door zal aankomen? Nog even. Straks verbaas jeje weer over hoe weinig bagage ik bij me heb en praat je me in twee talen de oren van het hoofd zodat ik mijn handen langs je wangen leg en je kus. Reizigers om ons heen zullen glimlachen en vandaag iets blijer op hun werk aankomen.