11 november 2006

Achterbuurman (Kees)

Onlangs verscheen ‘Anatomie van een seriemoordenaar’, - auteur: Sytze van der Zee. Het boek 'gaat over' ene Willem van Eijk die, na zijn straf voor het vermoorden van twee vrouwen te hebben uitgezeten, nog eens op z’n minst drie prostituees doodde.
Ik ga ‘Anatomie van een seriemoordenaar’ niet kopen. Fragmenten eruit zijn in zóveel kranten en tijdschriften gepubliceerd dat het is alsof ik ’t boek al heb gelezen, Van Eijks gruwelpsyche interesseert me, evenals zijn beestachtigheden, nauwelijks en daarbij heb ik het met Van E. zo langzamerhand ‘gehad’. De gek was vijf jaar lang mijn achterbuurman.
Van mei 1998 tot oktober 2003 bewoonde ik – eerst met de honden M. en T., toen met M. alleen, daarna met M. en de wereldwonderende L., vervolgens met M., L. en de poezen B. en T., en tenslotte weer met M. en L. – een huisje tussen Groningen en Harkstede. ± Een kilometer achter - = ten noorden van - mijn perceel bevond zich – zie foto – een roeibaan, langsheen welke ik met mijn hond(en) dagelijks wandelde. ’s Avonds en ’s nachts kwam ik er ook wel eens om, met L., ruggelings op het platdak van een der naast de windmolens geplaatste elektriciteitshuisjes, naar de sterren te kijken of ruzies uit te wandelen. Soms ging L. er, ook na zonsondergang, alleen naartoe, bijvoorbeeld wanneer ze mij (ten onrechte) van ontrouw verdacht of, tijdens afwezigheid mijnerzijds, M. serieus wilde uitlaten.
Tussen mijn woning en de roeibaan stond, veel dichter bij het water dan bij mijn perceel, één huis: - een klein, vrij nieuw, met een schotelantenne gekroond boerderijachtig pand. Ik heb het een paar duizend keer gezien, er over nagedacht (wie zou(den) daar wonen?; zou ík er willen wonen?), maar zag op het perceel in kwestie nooit andere dan hond-, om precies te zijn Rottweilerachtige levensvormen. Als 12-jarige kinderpostzegelventer zou ik er niet naartoe zijn gegaan. Als 48-jarige nierstichtingcollectant wellicht ook niet.
Op een avond besloten L. en ik ‘nog even’ met M. langs de roeibaan te gaan lopen. We reden ernaartoe: - de route die ik al God weet hoe vaak was gegaan. Onze oprit af, naar links, na een kilometer of twee weer linksaf, de ‘vlakte’ op, links, voorlangs kop of kont van de roeibaan, en dan rechts, langsheen het water, tot kop of kont van de ten behoeve van wedstrijdroeiers uitgegraven waterbaan.
Dat was althans de bedoeling: - kort na laatstgenoemd “rechts” reed mijn auto dóór geelzwart geblokt crime scène-tape. Shit! Ik noodstopremde en we keken naar links, waar, in schijnwerperlicht, temidden van politiemensen, een graafmachine de aarde naast het “met een schotelantenne gekroond boerderijachtig pand” instak, optilde, wegwierp. Willem van Eijk, huurder van het huis dat ik “als 48-jarige nierstichtingcollectant” waarschijnlijk zou hebben gemeden, bleek in zijn tuin niemand te hebben begraven.