19 november 2006

Dag (Kees)


Mijn laatste bijdrage aan Edwards blog. Mijn laatste bijdrage als gastschrijver. In de openbare commentsruimte zal ik mij vast & zeker blijven melden.
Wat bén ik blij dat het er opzit, en ik niet alleen. De laatste paar dagen schoof C. (normaliter niet zuinig met aanmoediging en steun) mijn avondmaaltijd zonder een woord de werkkamer in, éénmaal met zóveel venijn dat het bord tegen mijn bureaustoel tot stilstand kwam en de kroten me bijkans de sokken in vlogen. A is niet eenkennig, en die jongen van Hondenuitlaatservice Dries is sympathiek en heeft beslist verstand van honden, maar ik verheug me er tóch op zelf weer naar buiten te gaan. En L., ach L., zodra ze me weer wil spreken, zal ik proberen haar uit te leggen dat de stress van het gastbloggerschap me soms teveel werd, met als gevolg dat ik wel eens iets riep als: “Rot toch op met die stomme snee.” Of dat me dwars zit, weet ik niet: - aan emoties doe ik weer nadat deze laatste tekst is geplaatst.
God, wat verheug ik me op een bestaan zonder de verplichting jullie dagelijks te onderhouden en zonder de angst onder een bijdrage ‘0 comments’ te zien blijven staan. (Wat kijkcijfers zijn voor de televisiemaker, zijn ‘comments’ voor de gastblogger.) Op de twee weken hoge stapel kranten die ik straks op mijn gemak ga doorbladeren, het manuscript waaraan ik eindelijk kan doorwerken en de hervatting van enigerlei sociaal leven. Op frisse lucht. Anderzijds zie ik dan weer op tegen het beantwoorden van de, zag ik zojuist, circa 150 mailtjes in mijn ‘inbox’ - onder welke drie van de uitgever die ik had beloofd manuscript voornoemd vóór 10 november op te sturen - en het peppilafkicken.
Maar ik klaag niet. Het was een slopend maar prachtig avontuur. (Dankjewel Edward.) Ik heb teksten geschreven die ik, als ik niet had gegastblogd, waarschijnlijk niet zou hebben geschreven. Ik heb mensen (beter) leren kennen, zowel ‘nieuwe’ als - een enkele - ‘oude’. Ik ben tot een voor mij buitengewoon belangrijk en helend inzicht geraakt.
Jammer dat ik niet ben toegekomen aan de (nochtans voorgenomen) behandeling van de onderwerpen ‘Edward Hopper’ (een mijner ‘helden’), ‘Femkes Spagaat’ (in een der dichtstbevolkte landen ter wereld kun je niet én gastvrij én ‘groen’ zijn), ‘Het In Eén Keer Geschreven Gedicht’ (kan altijd beter), ‘Islamisering’ (komende week stem ik Partij voor de Dieren, maar Hirsi Ali voelt mijn linkerschouder tegen haar rechter), ‘Waarom De Nederlandse Culinair Recensent Zijn Vak Beter Verstaat Dan De Nederlandse Poëziecriticus’ (schandalig dat twee Nederlandse kwaliteitskranten bekrompen poëziegeesten als respectievelijk Ilja Leonard Pfeijffer en Piet Gerbrandy als poëzierecensent hebben ingehuurd) , ‘Mijn Overbuurvrouw’ (die in ‘mijn’ dorp ‘Poetsdoukje’ wordt genoemd), ‘Mijn Preoccupatie Met (Enigszins) Foute Vrouwen Van Middelbare Leeftijd’ (Joke Bruijs, Astrid Joosten, Paula Patricio, Caroline Tensen, Tineke Verburg en anderen), ‘Het Raadsel John De Mol’ (wat beweegt een miljardair ertoe shit-tv te maken?), ‘De Sardine’ (alhier schromelijk ondergewaardeerd), ‘Het Slechtste Karakter Van Nederland’ (Johan Derksen), ‘Ted Van Lieshout En De Kassabon’ (ik – zoon van een ‘supermarkt’-eigenaar, die caissières onveranderlijk vraagt de bon weg te gooien – geniet van Teds op zijn kortingsstrepen staan: - zie zijn website/-log), ‘De Teloorgang Van het Nederlands Onderwijs’ (onmiddellijk een parlementaire enquête beginnen en onder anderen Van Kemenade, Netelenbos en D’Ancona voor onbepaalde tijd de EBI in schoppen), ‘De Training Van FC Barçelona’ (ik heb er, jaar of 13 geleden, een bijgewoond) en ‘Het Verschil Tussen Kust- En Binnenlandse wind’ (‘kust’ belooft, ‘binnenland’ bevestigt) et cetera, maar wie weet wordt mij nog eens ergens een podium geboden.
Nu hef ik mijn hand, wuif ik, omarm ik een enkeling en keer ik terug naar waar ik het liefst verkeer: ongewetenheid.
Dág -