IN DE RIJ
We vlogen naar Bologna, Jan Paul en ik, en we vlogen. Oftewel: de reis ging makkelijk en snel.
Maar toen kwamen we in de rij te staan. Even buiten het vliegveld van Bologna wilde we een taxi nemen en er stonden zeker dertig mensen voor ons.
Gaf niet. Het weer is geweldig en we waren blij ER te zijn. Maar toen blonk een klein sullig puntje van ons gezamenlijk karakter plotseling in alle openheid op...
Naast ons kwam een man staan. Nee, iets vóór ons zelfs. De man was een voordringer, want er stond nog een rij van ook al dertig mensen áchter ons. En de meneer posteerde zichzelf gewoon. Dit kon niet. Dit mocht niet. Maar wat deden wij?
Niets.
Ja, we dachten na. Owhhhhh, dachten we, die meneeeeeeeeeer. Helppppp, dachten we, gaaaan we nu iets zeggennnn??? Owhhhhh, dachten we, misschien staat die meneer er om een andere reeeeedennnn? Owwhhhh, dachten we, het is niet waaaarrrrrwat we ziennnn...
En we vonden dat we nu toch echt iets moesten doen, was het niet voor onszelf dan wel voor al die anderen achter ons, maar ja we waren Hollands en we waren onszelf. En dus zeiden we:
niets.
Maar toen begon de mevrouw vóór ons te mopperen. Helder, duidelijk en streng. De voordringende meneer bleef verstijfd staan, terwijl wij allemaal opschoven.
Die mevrouw redde ons. Maar eerlijk is eerlijk, ze was Engelse. En een kreng natuurlijk. En wij?
Wij waren lief.