MOREEL LEIDERSCHAP (2)
Een tijdje geleden blogte ik over het gebrek aan moreel leiderschap dat we deze jaren lijken te ervaren.
Toch nog wat aantekeningen.
1.
Eerste kamerlid Van Thijn zei in een artikeltje in NRC het volgende: Balkenende was op het moment dat twee leden van het kabinet verdacht gemaakt werden, als moreel leider in geen velden of wegen te bekennen. Over zijn eigen PvdA zegt hij: Er is de afgelopen weken gezwalkt. Toen de berichten over Arib kwamen, stelde fractievoorzitter Tichelaar een onderzoek naar haar in en liet haar een paar dagen bungelen, in plaats van het bieden van weerwoord aan Wilders. En: Je ziet alle partijen schipperen. We leven in een spindoctorsdemocratie, waar politici bang zijn om tegen de stroom in voor hun eigen mening te staan.
Zelf noemde Van Thijn de aanvallen van Wilders 'vergelijkbaar met de hoogtijdagen van het anti-semitisme'. In het artikel legt hij verder uit waaróm hij dat zo zegt.
(dank aan Thomas voor het sturen van het bericht).
2.
Wat ik me afvroeg: is er voor de zo gemiste moreel leiders wel een platform? Zijn er niet teveel media en teveel stemmen tegelijk, waardoor we het zicht sowieso kwijtraken?
Misschien wel. Toen er nog maar drie zenders waren op de televisie werd er toch op een andere manier naar bijvoorbeeld Den Uyl of Wiegel geluisterd.
Aan de andere kant: Marijnissen. Als er nou iemand het charisma van een moreel leider heeft, dan is hij het wel. Maar ja, hij zegt iets onvergelijkbaar doms in De Telegraaf ('als de staatssecretarissen hun tweede paspoort inleveren zou dat een 'dikke plus' zijn'). Daar is hij flink op aangevallen, en terecht, want een man van zijn statuur zou toch moeten weten hoe zo'n zin, uit zijn mond, een tijd NA de debatten, groot nieuws is - zéker voor De Telegraaf (dezelfde "onafhankelijke krant" die vorige week in grote zwarte letters op de voorpagina schreeuwde: 'PEPERDUUR PARDON' en dat het kabinet zich vergist had in de kosten van het Generaal Pardon. 'Peperduur' lijkt me nou niet echt een "onafhankelijk, objectief" woord).
Goed, terug naar Marijnissen. Hij heeft zich erg ingespannen om zijn uitglijder te nuanceren. Maar het feit dat hij uitgleed blijft overeind. En dat dat uitglijden over de rug van personen gebeurde, óók.
Dus ook Marijnissen is misschien niet de moreel leider waar we op zouden hopen, ook al weet hij dus wél het platform te vinden om morele uitspraken te doen.
3.
Hoe moeten partijen nu eigenlijk met Wilders en zijn insinuerende kamervragen en uitspraken omgaan?
Door erop in te gaan. Ook de PVV is een democartische partij, ook de PVV is, hoe verblind ook, bezorgd om ons land. En dus mag er niet om de PVV heen gelopen worden. Dus moet er goed, genuanceerd, geluisterd worden naar wat ze te zeggen heeft, en dus moet er inhoudelijk gereageerd worden. Niet op de man spelend, maar wel moreel duidelijk. De PVV en de problemen waar zij de aandacht op vestigt als onnuttig en vermoeiend van de hand wijzen, is het domste wat een moreel leider zou kunnen doen.
En het is van groot belang dat hetzelfde taalregister wordt gezocht. Dat dezelfde helderheid als die van Wilders wordt gebezigd. Maar dan genuanceerd. Dat kán. Het vergt moed, en kennis van de indruk die taal achterlaat.
4.
Het begint volgens mij ook bij een herbevestiging van de waardigheid van onze ministers en staatssecretarissen. Geen privéfoto's tonen, geen deelname aan spelletjes, geen grapjes met rapjes, en zeker niet na je carrière meedoen aan So you wanna be a popstar.
Minister Rouvoet die zich liever geen 'je' meer genoemd wil laten worden: ik begrijp het. Het ambt van minister is niet zo maar een ambt. In tijden van crisis hebben we niks aan bewindslieden waar we een beetje om moeten grinniken, omdat ze zo op de gekke buurman van drie huizen verderop lijken.
5.
Tot slot Van Thijn nog eens: Wilders zoekt de provocatie op, lijkt niets liever te willen dan aangevallen te worden. Dan behoud ik mij het recht voor te reageren.
En:
In Europa is de definitie van racisme geluidloos verschoven. In mijn ogen is die definitie altijd hetzelfde gebleven: het stigmatiseren van leden van een bepaalde groep enkel om het feit dat zij deel uitmaken van die groep.