24 april 2007

Missionaris voor moeilijke kunst (door Alexander)

Ik vind poëzie vaak heel moeilijk. Ook dat gedicht van Al Galidi, hieronder, viel me nog niet mee. Dit overkwam me toen ik de eerste paar regels las: ‘'Niet parkeren' / op je getatoeëerd.’ Oké. Even denken. Waar staat ‘Niet parkeren’ doorgaans op getatoeëerd? Op de straat. Mooi, we kunnen verder. Volgens mij staat er in het vervolg dat het aangesproken hart bedekt wordt door ketchup en al die andere dingen. Maar ik snap niet goed wat die duiven ermee te maken hebben. Die zie je normaal gesproken wel veel op de Dam – en bovenop de Dam liggen ook vaak ketchup en mayonaise en toeristenvoetstappen uitgespreid, en het is een soort van straat. Maar dan loop ik vast en durf ik niet meer verder.

Zo gaat het volgens mij vaak, als een leek poëzie leest. Om poëzie te kunnen lezen moet je namelijk poëzie kunnen lezen. Ik vind het onzin om te zeggen dat je alleen maar hoeft te kunnen lezen, want dan krijg je zoiets als hierboven: demotiverend vastlopen. En ten tweede: je moet poëzie willen kunnen lezen.

Ikzelf ben eigenlijk een slecht voorbeeld, want ik ga als ik vastloop gewoon nog een keer lezen. Maar dat komt omdat ik best eigenwijs ben. Een minder eigenwijs iemand, zoals mijn wat minder in kunst geïnteresseerde huisgenoot Robert, die vanavond even als proefpersoon diende, had er na een aanvankelijk welwillend humeur geen zin meer in, nadat hij was vastgelopen. Ik sputterde tegen. Maar, vroeg hij me, wat moest hij er dan mooi aan vinden?

Dat kon ik niet uitleggen. En dat vond ik best erg. En ik ging er eens over nadenken.

Wat we in Nederland nodig hebben – behalve moreel leiderschap – is een missionaris voor moeilijke kunst. Iemand die met gezag en met enthousiasme kan uitleggen waarom bepaalde kunst de moeite waard is, wat eraan te genieten valt. En hoe die kunst benaderd moet worden. Hij legt uit waarom ik naar een museum voor moderne kunst moet. En wat ik daar zou moeten doen behalve rondlopen. Waarom ik klassieke muziek mooi zou moeten vinden. Waarom ik poëzie zou moeten lezen. Waarom ik me zou moeten verdiepen in dat soort ‘moeilijke’ kunst.

Ik gebruik niet voor niets het woord ‘missionaris’ en het woord ‘moeten’. Wil het werken, dan zal de missionaris iemand zijn die de Kunst als een geloof uitdraagt, die heilig overtuigd is van het levensbelang ervan en die zijn overtuiging kan uitdragen op een toegankelijke en inspirerende manier. Iemand die de zware poort naar de poëzie op een kiertje zet, zodat Robert en zijn metgezellen een glimp kunnen opvangen van het prachtigs erachter. Iemand die laat zien hoe de poort verder opengaat. Zodat iedereen dan de poort voor zichzelf wagenwijd kan openzetten.